Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/355

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

EEN WOORD OVER ANTOON HAESECK

ALS PASTOOR TE GEUL.



 Hundert und zwanzig Jahren erlebt'er,
 Und noch ungeschwächt ist die Kraft dem Greise geblieben.
 LADISLAV PYRKER.


In een zijner harpzangen klaagt de profeet David over de kortheid van het leven. De krachtigste mensch, zegt hij, leeft zelden meer dan tachtig jaren; streeft hij die voorbij, dan vindt men bij hem niets dan lijden en kommernis[1]. En waarlijk de tachtig jaren door David als eindpaal aan onze aardsche loopbaan gesteld, worden zelden bereikt, en nog zeldzamer overschreden. Een man van zestig jaren is in onze dagen bepaald een grijsaard; zijn ligchaam zinkt in een, zijne leden worden stijf, het bloed vloeit langzaam door de aderen, en de verlamde zintuigen laten hem de ongemakken des levens meer dan ooit gevoelen. Daarom scheurt de grijsaard de duizende vadems, die hem aan de wisselvalligheden der wereld knelden, één voor één los. Hij voelt zich gelukkig aan den stroom, waarin hij zoo vaak naar eenzijdige rigtingen heeft gezwommen, ontsnapt te zijn. Van den gastvrijen oever schouwt hij nu kalm en gelaten het getuimel der wereldzee toe. Zijn vreedzaam gemoed, zijn gegrond oordeel wenden zich van lieverlede naar het onvergankelijke. De godsdienst, die hem de waarheid eener gelukkige, onsterfelijke toekomst voorspelt, wordt zijn hoogste troost,

  1. Psalm 89 vers 11.