— 344 —
toegepast. Sedert 1561 was dit dorp van het bisdom Luik gescheiden en behoorde onder dat van Roermond. Willem Lindanus, de eerste bisschop van dat gewest, een man van groote vroomheid en geleerdheid, was buitengewoon naauwgezet in het vervullen zijner pligten. Hij doorreisde zijn bisdom in 1570 en deelde in 1580 aan de geloovigen van het land Valkenberg het H. Vormsel uit. Zijn opvolger Hendrik van Cuyck vormde in het district Valkenberg, waartoe Geul behoorde, in 1589. Ook op rekening van het bisdom Luik kan dit feit bezwaarlijk gesteld worden; want dit gewest had destijds in Robert van Bergh en den kardinaal van Groetbeeck, zeer zorgzame opperherders, die in hunne geestelijke bedieningen werden bijgestaan door de coadjutores, Gregorius Sylvius (1551—1578) en Andrëas Stregnaert (1578—1615). Eindelijk was deze nalatigheid strijdig met de wetten der kerk, die den bisschoppen voorschrijven dit Sacrament, als eenen pligt hunner waardigheid zoo dikwijls mogelijk toe te dienen.
Wat kunnen wij uit dit alles besluiten? Zullen wij aanemen dat Haeseck nooit pastoor van Geul is geweest, en bekennen, dat de schrijvers ongelijk hebben gehad van hem in dat dorp te plaatsen? Zullen wij hem zoeken te Govi of Gülick in Luxemburg of te Gellick bij Bilsen? Zullen wij, om hem voor Geul te bewaren, veronderstellen, dat Van der Lamen en Portius niet wezenlijk pastoor, maar alleen medehelpers van den grijzen Haeseck geweest zijn? Of zal zijn sterfdag, tot voor het jaar 1567, moeten verschoven worden?
Deze laatste veronderstelling is niet van grond ontbloot. Immers De Feller[1] en Becdelièvre[2] verklaren uitdrukkelijk, dat Haeseck niet in 1586 maar in 1526 gestor-
