jegens anders denkende Godsdienſtige Gezindten heerschte onder de Roomſchen, dan zou dat land zeer aangenaam zijn, om te bewoonen, doch dit alles maakt het leven aan eenen Proteſtant hier geweldig bitter. Doch – hoe zal men alle die bijgeloovigheden, dien haat, en dweepzucht uitrooiën? dit is hier de groote vraag. – Mij dunkt (dan – ik geef het alleen als eene beſchouwing op en niet als iets zekers), dat men hier zeer veel toe zou kunnen bijdraagen, als men het bijgeloof trachtede ie verminderen; als men omtrent de Kerken andere ſchikkingen had gemaakt, en men ieder in het gerust bezit der zijnen had gelaaten; of ook als men thands gelaste, dat alle Heiligen, als tegen de gelijkheid ſtrijdende, uit de Kerken moesten worden weg gedaan: want als men zerken, waaröp niets anders dan de naam des Overleedenen ſtond, uit de Kerken heeft geſmeeten, gelijk zulks op ſommige plaatzen geſchied is, als ſtrijdig zijnde tegen de gelijkheid, doch eigenlijk omdat zij aan Hervormden toebehoorden, dan mogen 'er ook geene beelden van Heiligen, want zij waren toch ook maar menſchen, in pronken, veel minder aangebeden worden. –
De Majorij levert ſchoone gezigten op, en de tekenpen zou hier veel werk kunnen vinden, wanneer men dezelve (zoo als ik U thands eenige tekeningen zende) in plaat wilde brengen. Eenige weinige Kerken en Kasteelen heb ik in plaat gezien, doch die zijn niet te vergelijken bij de gezigten, die de Dorpen, vooräl de Natuur opleveren. –