Pagina:Reize door de majorij van 's Hertogenbosch.djvu/43

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
( 31 )

het Klooster Ten Hage genoemd; men gaat naar het zelve door eene, gedeeltelijk uit lindenboomen beſtaande, dreef, in welker midden een brugjen is, waar onder een, door kunst gevormden, Waterval een bevallig gemurmel veröorzaakt. – Dit Klooster is nog in zijn geheel, uitgenomen de Kerk. Het is zeer aangenaam, in eenen vruchtbaaren oord, aan de Rivier de Dommel, gelegen. – Het is al opmerklijk, dat de meeste Kloosters, die ik ooit in Duitschland of Braband zag, wen naamlijk dezelve niet in Steden gebouwd waren, zeer verruklijk in bevallige Streeken, aan kabbelende Beeken of ruiſchende Riviertjens gelegen waren. De ſtichters en bewooners van die, de menschheid en het gezellig leven ontëerende, gebouwen, beminden nogthands, alhoewel zij der ſchoone waereld van God afzwoeren, en zich zelven aan eene vrijwillige armoede overgaven, het vette, het beste der aarde. – Hoe ſtrookt dit met elkanderen? Mijn Waarde! – Bij het beſchouwen van dit gebouw dacht ik: "Aklige muuren! doodſche cellen!! wie weet, hoe veelen u, na het afleggen van hunne vrijwillige of gedwongen belofte, in hun hart vloekten?! Wie weet, hoe veele benaauwde zuchten 'er welëer binnen u geſlaakt wierden! hoe veel twist, tweedragt, afgunst, menſchenhaat en naberouw 'er voorheen in u heerschte?! – ô! Kan een mensch, die met geene andere menſchen verkeert, die de pligten des gezelligen levens niet uitoeffent, den Vader der menſchen wel dienen, gelijk het behoort? – Woont 'er in het hart van eenen Monnik lief-

"de