Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/37

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

21

onmogelijk bedoeld kunnen zijn de productiekosten waarover men door afstand of ruil eener zaak de beschikking erlangt. Daarmede heeft hij Smith’s betoog gezuiverd van eene ondui- delijkheid, die het gelijk boven bleek (pag 18) ontsierde.

Smith heeft door aan te toonen, hoe in de meest primitieve maatschappelijke toestanden de menschelijke arbeid inder- daad de oorsprong der ruilwaarde is, een stelling verkondigd van „de grootste beteekenis voor de economie”’ meent Ricardo. Immers zij geldt ook thans nog; zien wij onder welke voor- waarden.

Zelfs in de oudste tijden is eenig kapitaal, hoe gering en hoe primitief ook, ter productie noodig geweest; de mensche- lijke arbeid alléén was nooit voldoende om in onze behoeften te voorzien. Dit kapitaal is echter evenzeer arbeidsproduct, en het eindproduct zal grooter waarde bezitten, mede naar mate het kapitaal, waarmede het werd voortgebracht, ten koste van meer arbeid ontstaan is, of aan spoediger bederf of vernietiging is blootgesteld.

In een eenvoudige maatschappij, waar het kapitaal in den regel nog in handen is uitsluitend van hen, die het zoowel voortbrachten als ter productie aanwendden, en waar voorts de hoeveelheid arbeids noodig ter voortbrenging der verschil- lende soorten van kapitaal tamelijk gelijk is, terwijl tevens deze soorten in duurzaamheid onderling niet veel verschillen, is het, in het algemeen gesproken, nog de absolute hoeveel- heid arbeids noodig ter voortbrenging van de eindproducten (inbegrepen de arbeid in het kapitaal belichaamd) die hun onderlinge ruilwaarde bepaalt.

Naarmate echter de maatschappij zich meer ontwikkelt, worden allerlei vormen van kapitaal noodig, die onderling zeer verschillen zoowel wat duurzaamheid als wat de wijze van hun voortbrenging betreft. Dit heeft het belangrijk ge- volg, dat verandering der waarde van den arbeid de waarde

van producten voortgebracht in samenwerking van arbeid