Naar inhoud springen

Pagina:Ricardo en Marx (Verrijn Stuart 1890).djvu/77

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

61

gebracht werden. De onderscheiding tusschen vrije en econo- mische goederen beteekent slechts dit, dat wij geen belang hebben verlies of verkwisting van de eerste tegen te gaan, zoolang zij nog niet om eenige reden geoccupeerd werden, wat bij de tweede wel het geval is. Maar met deze erken- tenis is dan ook het nut van de geheele onderscheiding uitgeput.

Zelfs in een Utopia, waarin alle denkbare goederen vrije geworden zijn 1), zal het de beteekenis zijn aan een geoccupeerd vrij goed toegekend, omdat het de behoefte aan rust bevredigt, die het waarde verleent. Ook hier zal een zelfde goed in het bezit van twee personen door hen verschillend worden ge- waardeerd, naarmate hun natuurlijke inertie verschilt, en zij dus een arbeidsprestatie als een grooter of kleiner leed be- schouwen; m.a.w. naarmate het nut door het bezit verzekerd voor den een grooter of kleiner is dan voor den ander. Steeds schuilt de bron der waarde in het besef, dat de mensch in de vervulling zijner wenschen van de stoffelijke wereld om hem afhankelijk is, en is het dit besef wat zijn natuurlijke inertie overwint en hem tot arbeiden brengt.

Na deze uitweiding à propos van de kosten- en arbeids- theorieën, keer ik tot Marx terug, en wensch ik thans nog meer opzettelijk stil te staan bij zijn leer van de kapitaalvorming, de "Mehrwerththeorie”, en wel in de eerste plaats de vraag te beantwoorden in hoeverre deze past in het door Marx voorgedragen stelsel.

Gelijk boven bleek, is Marx's waardeleer niets als een modulatie van de van ouds bekende kostentheorie, en nu meen ik, dat met deze de „Mehrwerththeorie” niet is te rijmen.


1) Wieser schetst dit Utopia (t.a.p.) als een toestand, waarin de arbeidskracht een niet-oeconomisch goed is. Ik acht deze formuleering minder gelukkig, omdat zij van den arbeid en niet van de goederen uitgaat; arbeid is geen goed op zichzelf dat een eigen behoefte bevredigt. Hij ontleent zijn beteekenis uitsluitend

aan het doel waarmede hij wordt verricht.