Naar inhoud springen

Pagina:Shakspeare, Othello de Moor van Venetië, vert. Jurriaan Moulin (1836).pdf/121

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

113

Hier is zij :

oom , ik moet er uit.

GRATIAN. (Buiten.) Als gij ' t beproeft, het komt u duur te staan ; Gij hebt geen wapen , en moet lijdzaam zijn. OTHELLO. Dan sla uw oogen op mij , spreek met mij , Of ik grijp u aan, zoo weerloos als ik ben.

(GRATIANO komt weder binnen.) GRATIAN. Wat wilt ge dan ? OTHELLO. Aanschouw , ik heb een wapen ; En beter staal dan dit versierde nooit Eens krijgsmans heup : ik heb den dag beleefd , Dat deze kling , gevoerd door dezen arm , Mij dwars door meerder hindernissen hielp Dan twintigmaal uw weêrstand. IJdle roem ! Wie kan zijn noodlot dwingen ? ' t is verkeerd. Vrees niets , ofschoon gij mij gewapend ziet; Hier eindt mijn loop , hier is het doel der reis , En de allerlaatste zeebaak mijner vaart. Gij deinst verschrikt terug ? vergeefsche vrees ; Rigt slechts een rietstaf op Othelloos borst , Hij wijkt alreê ; waar zou Othello heen ? -

Helaas , hoc ziet ge er uit ! rampzalige vrouw ! Bleek als uw hemd ! Eens dringt voor ' s Regters troon , Uw blik mijn ziel van 't hemelrijk terug , En duivlen grijpen haar. Koud , koud , melieve ! Gelijk uw kuischheid , koud. Gij duivlen , zweept, ô Vloekbre , vloekbre fielt ! Ja zweept mij van dees hemelsche aanblik weg ! Jaagt mij in stormen rond ! ziedt mij in sulfer ! In 's afgronds diepte , baadt me in vloeibaar vuur ! Dood ? ô Desdemona ! Desdemona ! Dood ? O!.- O! - O! LODOVICO en GRATIANO treden op; CASSIO wordt op eene draagbaar binnengedragen ; JAGO , gevangen , door Officieren begeleid. LODOV.

Waar is die dolle en dieprampzaalge man ? 8