Naar inhoud springen

Pagina:Sieben und siebzig Gedichte Bd.2.pdf/113

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Lentedroom



Ik droomde van bonte bloemen,
Zoals je ziet bloeien in mei;
Ik droomde van groene weiden,
Met fluitende vogels erbij.

En toen de hanen kraaiden,
Ontwaakte ik alras;
Toen was het koud en donker,
Van ‘t dak klonk ravengekras.

Maar op de vensterruiten,
Geverfde blaadjes misschien?
U lacht gewoon om de dromer,
Om ‘s winters bloemen te zien?

Ik droomde van liefde om liefde,
En van een mooie meid,
Van harten en van kussen,
Genot en gelukzaligheid.