Pagina:Staatsregeling van Aruba (2013).pdf/10

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

*****************************
AB 1997 no. GT 1*CENTRAAL WETTENREGISTER*13 september 2013
*****************************

Artikel III.12

1. Op een voor ieder afzonderlijk door de Staten in te dienen voordracht van twee leden worden bij landsbesluit de voorzitter en de ondervoorzitter van de Staten benoemd.

2. Zolang zodanige benoeming nog niet heeft plaatsgevonden, treedt als voorzitter op de voor de voorafgaande periode benoemde voorzitter of ondervoorzitter, indien deze deel uitmaakt van de nieuwe Staten, dan wel, bij ontstentenis van zodanige persoon, het lid der nieuwe Staten, dat onder de leden die het langst zitting hebben gehad in het college, het oudste lid is in jaren. Als ook zodanige persoon mocht ontbreken, treedt het oudste lid in jaren als voorzitter op.

3. De Staten benoemen, schorsen en ontslaan hun griffier. Deze kan niet tevens lid van de Staten zijn.

4. Aan de griffier wordt het vereiste aantal ambtenaren in de nodige rangen toegevoegd. Zij kunnen niet tevens lid van de Staten zijn.

Artikel III.13

De bezoldiging, het pensioen, alsmede overige geldelijke voorzieningen van de leden van de Staten worden bij landsverordening geregeld. De Staten kunnen een ontwerp-landsverordening ter zake alleen goedkeuren met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel III.14

1. De Staten kunnen bij landsbesluit worden ontbonden.

2. Het besluit tot ontbinding houdt tevens de last in tot een nieuwe verkiezing voor de ontbonden Staten en tot het samenkomen van de nieuw gekozen Staten binnen drie maanden.

3. De ontbinding gaat in op de dag waarop de nieuw gekozen Staten samenkomen.

Artikel III.15

1. De Staten vergaderen in het openbaar.

2.a. De deuren worden gesloten, als de voorzitter het nodig keurt of vier leden het vorderen.
b. De vergadering kan vervolgens niet dan met twee derden der uitgebrachte stemmen besluiten, dat met gesloten deuren zal worden beraadslaagd en besloten.

Sjabloon:Artikel III.16

1. De Staten mogen niet beraadslagen noch besluiten, zo niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is.

2. Besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen.

3. De leden stemmen zonder last.

4. Over zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, wanneer een lid dit verlangt.


Artikel III.17

Elk lid van de Staten heeft het recht vragen te stellen aan de ministers en de staatssecretaris. De ministers en de staatssecretaris beantwoorden deze vragen binnen redelijke termijn, voor zover het be-