Pagina:Staatsregeling van Sint-Maarten.pdf/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

4. Indien het belang van het Land dat vordert, kunnen de Staten van de verboden, bedoeld in het derde lid, in bepaalde gevallen ontheffing verlenen.

Artikel 54

De Staten onderzoeken de geloofsbrieven van nieuwbenoemde leden en beslissen met inachtneming van bij landsverordening te stellen regels de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrieven of de verkiezing zelf rijzen.

Artikel 55

1. Bij landsverordening worden nadere regels vastgesteld met betrekking tot het kiesrecht en de verkiezingen.

2. Bij landsverordening worden regels gesteld ter bevordering van een evenwichtig en verantwoord verkiezingsverloop.

Artikel 56

De leden van de Staten leggen alvorens hun betrekking te aanvaarden, in handen van de Gouverneur de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of wat voorwendsel ook, in verband met mijn verkiezing tot lid van de Staten, aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven.

Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige belofte of enig geschenk zal aannemen, middellijk of onmiddellijk.

Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning en aan het Statuut voor het Koninkrijk, dat ik de Staatsregeling van Sint Maarten steeds zal helpen onderhouden en het welzijn van Sint Maarten naar mijn vermogen zal voorstaan.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig

(Dat verklaar en beloof ik)!"

Artikel 57

1. De Staten kiezen uit hun midden een voorzitter en een ondervoorzitter.

2. Zolang zodanige benoeming nog niet heeft plaats gevonden, treedt als voorzitter op de voor de voorafgaande periode benoemde voorzitter of ondervoorzitter, indien deze deel uitmaakt van de nieuwe Staten, dan wel, bij ontstentenis van zodanige persoon, het lid van de nieuwe Staten, dat onder de leden, die het langst zitting hebben gehad in het college, het oudste lid is in jaren. Alsook zodanige persoon mocht ontbreken, treedt het oudste lid in jaren als voorzitter op.

3. De Staten benoemen, schorsen en ontslaan hun griffier. Deze kan niet tevens lid van de Staten zijn.

4. Bij landsverordening wordt de inrichting en organisatie van de griffie geregeld. De ambtenaren van de griffie kunnen niet tevens lid van de Staten zijn.

5. De positie en bezoldiging van de griffier worden bij landsverordening geregeld, evenals zijn aanspraken op verlof en verlofbezoldiging, wachtgeld en pensioen.

6. De benoeming, schorsing en ontslag, alsmede de rechtspositie van de overige ambtenaren van de griffie worden bij landsverordening geregeld.

Artikel 58

De bezoldiging, het pensioen, alsmede overige geldelijke voorzieningen van de leden van de Staten worden bij landsverordening geregeld. De Staten kunnen een ontwerp van