te klooven. De beschuldigers kregen 'er één deel van, de beschuldigden het tweede, en de uitvoerder het derde, om dat hy zyn plicht zoo wel betracht had. Alles eindigde tot algemeen genoegen, en ik hoorde van geene dieveryen meer spreken.
De Colonel FOURGEOUD kwam, den 26sten, van Boucou te rug. Hy had aldaar drie Negers der muitelingen, zynde Jagers en ongewapend, verrast, op het oogenblik, dat zy een Chou van een Palmboom sneden tot hun levens-onderhoud. Men had 'er egter maar twee van gekregen; en één van hun door een snaphaan-schoot het dye-been gebroken hebbende, had men hem handen en voeten zamengebonden, en alzoo gehangen aan een stok, door twee slaven gedragen. Men kan over zyne akelige gesteldheid oordeelen: het geheele gewicht van zyn lichaam deed hem de ledematen uit elkander zakken. Niets hebbende, waar op zyn hoofd rustte, viel dit onöphoudelyk naar den grond. Men had geen het minste verband om zyne wonden gelegt, en zyn bloed verwde de plaatsen, waar hy was voorby gekomen. Op die wyze wierd deeze ongelukkige jongman, (want hy scheen niet meer dan twintig jaaren oud te zyn,) in de legerplaats gebragt, welke zes mylen af lag van de plaats, alwaar men hem had gevangen genomen. Men had hem immers wel in een hang-