mat kunnen leggen, en door dit middel zoude men hem voor verschrikkelyke folteringen bewaard hebben. Ik was verwonderd, en met misnoegen aangedaan over deeze daad van wreedheid in den Colonel, wien ik in koelen bloede nimmer wreed gezien had. Ik moet hem zelfs het recht doen van te zeggen, dat hy zig nooit moeielyk maakte, dan wanneer men zig tegen hem aankantte; het geen ik nu en dan wel eens gedaan had. Maar op dit oogenblik was hy over zyn zegepraal zoo verrukt, dat alle gevoel van menschelykheid in hem uitgedoofd scheen. De gewonde Neger op een tafel gelegt zynde, verzogt ik een Heelmeester om hem te bezichtigen en te verbinden. Hy leide hem eenige pleisters, en verklaarde, dat hy 'er niet van zoude opkomen: dit ongevoelig mensch zong, terwyl hy dit werk verrigtte. — De arme Neger! wat moest hy al lyden! De koorts verdubbelende, verzocht hy om een weinig water. Ik schepte wat met mijn hoed, en bood het hem zelf aan. De ongelukkige, over deeze oplettenheid gevoelig, zeide my: Moi, remercie vous, masera; vervolgens loosde hy een zucht, en stierf. Hy wierd door de Neger-slaven begraven, die hem blyken van mededogen beweezen, zoo als zyn ongelukkig lot ook verdiende. Volgens hunne gewoonte overdekten zy zyn graf met Palm-
Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 1 (1799).pdf/385
Uiterlijk