boom-bladeren, en zy plaatsten aldaar een gedeelte van hun eeten als eene offerhande. De andere gevangen, genaamt SEPTEMBER, was gelukkiger. De Colonel, hoopende, dat hy hem met het doen van eenige ontdekking behulpzaam zyn mogte, behandelde en onthaalde hem met meerder onderscheiding, dan hy immer voor eenigen zyner Officiers betoond had. SEPTEMBER had nochtans het voorkomen van een vos, die in den strik gevangen is, en des nachts sloot men hem in een magazyn op.
Des anderen daags kwam de heer STOELEMAN. Capitain der Militie, in onze legerplaats aan, alwaar hy den dag moest doorbrengen: ik nam deeze gelegenheid waar, om aan den Bevelhebber te herïnneren, het geen hy my omtrent de gesprekken van deezen Officier gezegd had, en verzogt hem zulks in zyne tegenwoordigheid te herhaalen; maar de Colonel stelde alles op rekening van den Majoor RUGHCOP, die overleden was, en verzogt my over die zaak niet meer te spreken: ik verliet hem oogenblikkelyk. Myne vooronderstelde tegenpartye weder ontmoetende, drukte ik hem de hand, en verhaalde hem het voorgevallene. Zyne verwondering was ongemeen; vervolgens vertrok hy, in minder dan twee uuren van Jerusalem, en wierd gevolgd