Naar inhoud springen

Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 1 (1799).pdf/42

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van een zaag geeft. Het zelve is bedekt met een ruwe, slymige en donkere huid, begint by de oogen, en geeft aan den kop eene driehoekige en platte gedaante; by dit lemmer zyn de twee voorste vinnen; boven de oogen bespeurt men twee wyde gaaten, welke ik voor de werktuigen van het gehoor aanzie, en niet, gelyk zommigen vooronderstellen, voor openingen, door de natuur geschikt, om 't water te doen uitspringen: recht daar onder is de bek geplaatst, die het voorkomen van een halve maan heeft, en geene tanden schynt te hebben. Tusschen den zelven en het benedenste gedeelte van de zaag zyn de neusgaaten. Het lichaam van deezen visch is niet veel grooter dan deszelfs kop; het heeft twee zwaare vinnen op den rug, de eene naar het midden, de andere by de staart, die byna als een tweetandige vork is, zig uittermaten sterk opheft, en waar van het grootste gedeelte van boven dofkleurig is. Het lichaam is, even als het lemmer, met eene slymige huid bedekt; en alles te zamen levert een afschuwelyk gezicht op. Deeze visch kampt tegen de grootste walvisschen; zelden verlaat hy zynen vyand, zonder dien overwonnen en gedood te hebben; en het bloed, het welk hy hem doet verliezen, verwt de zee in de rondte. Ik heb dit gedrocht buiten het water gezien: deszelfs lengte,