ter langs de kust is bestendig naar het noordwesten; en de zee-oever is byna ontoegankelyk, zynde rondom bezet met gevaarlyke klippen, zandbanken, modderpoelen, rotzen, laag houtachtig heestergewas, en eene eindelooze meenigte struiken, die zig met kragt door elkander vlechtende, ondoordringbaar worden.
De Spanjaarden, de Portugeezen en de Hollanders, zyn de eenige volken, die in dit gedeelte van het vaste land bezittingen hebben, uitgenomen echter de kleine Fransche Volkplanting van Cayenne, tusschen den vloed Maroni en Kaap Orange gelegen. De Spaansche bezittingen liggen aan de oevers van de Orenoco, en die van Portugal strekken zig uit langs de oevers van de Rivier der Amazonen. De Hollandsche bezittingen bevatten de kusten van den Atlantischen Oceaan, en loopen van Kaap Nassau tot den stroom Maroni. Zy behelzen de landstreeken of gewesten van Essequebo, Demerary, de Berbices en Surinamen. De laatste is de merkwaardigste en beste; het is tot derzelver beschryving, dat dit werk voornamelyk geschikt is. De Hollanders poogden, in den jaare 1657, eene kleine Volkplanting aan de oevers der Rivier, genaamt Poumaron, op te rigten; maar deeze bezitting wierd, in den jaare 1666, door de Engelschen vernield. Zy waaren niet ge-