Pagina:Stijl vol 01 nr 06 p 065-072.djvu/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

[auteursrechtelijk beschermd tot 1-1-2034] ANTWOORD AAN MEJUFFROUW EDITH PIJPERS
EN ALLEN, DIE HAAR STANDPUNT INNEMEN.

DOOR THEO VAN DOESBURG.

In strijd met ons persoonlijk voornemen, alle ingezonden geschriften van polemischen aard uit ons tijdschrift te houden — ook in verband met de beperkte plaatsruimte — hebben wij ditmaal bovenstaand bezwaarschrift gepubliceerd, omdat het alle bezwaren bevat die tegen de nieuwe beelding in het algemeen worden aangevoerd. [1] Het stuk in questie geeft blijk, dat de schrijfster de zaak ernstig overdacht heeft. Haar tegenwerpingen betreffende de absolute beelding in architectuur, beeldhouw- en schilderkunst, verraden niet, — als alle andere ingekomen bezwaarschriften — nevenbedoelingen of aprioristisch vooroordeel. Wij zullen daarom trachten de belangrijkste punten te beantwoorden volgens onze opvatting der nieuwe beelding en cultuur.
Het valt niet moeilijk uit bovenstaand stuk een kleine tabel samen te stellen, wat de nieuwe beelding wel en wat zij niet is.

Wij krijgen:

a. wat zij wel is:
1. het terugkeeren tot het elementaire, de grondvormen. 2. geest. 3. verstarring. 4. versterving.

65
  1. Ook de officiëele critici hebben inderdaad dezelfde tegenwerpingen de nieuwe beelding betreffend, aangevoerd; geen enkele uitgezonderd.