Pagina:Stijl vol 01 nr 11 De nieuwe beelding in de schilderkunst.djvu/6

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


De al meer doorgevoerde omwerking van den natuurlijken vorm en kleur heeft de moderne schilderkunst in den aanvang van elk harer uitingen al meer onbegrijpelijk gemaakt voor het traditioneele gevoel.
Reeds de Impressionnisten begonnen zich te verwijderen van de gewoon-visueele-verschijning der dingen. De Neo-Impressionnisten volgden hierin, deze werden door de Pointillisten en Divisionnisten overtroffen in het zich losmaken van de „normale” ziening. Het was alsof het gezichtszintuig zich al meer en meer naar binnen verplaatste.
Toen de schilderkunst zich eenmaal vrij gemaakt had van de natuurgetrouwe beelding der dingen was zij als van zelf er toe gekomen zich verder vrij te maken. Zij had zich eenigermate vrij gemaakt van de natuurlijke kleur — zelfs eenigszins van den natuurlijken vorm: nu moest het verbreken van de natuurlijke kleur en van den natuurlijken vorm volgen. Dit werd in het Expressionnisme (Cubisme, Orphisme, enz.) bereikt. En ten slotte moest de oplossing van vorm in de rechte lijn en van de natuurlijke kleur in de vlakke, pure kleur volgen (Abstract Reële Schilderkunst).

Het komen tot de rechte lijn en de vlakke, grond (primaire) kleur zien we in de geheele moderne schilderkunst. Kort voor het Cubisme zien we de groote contour zooveel mogelijk geprononceerd te voorschijn treden: de kleuren, daar binnen, diep en vlak (van Gogh o.a.). Hierdoor veranderde ook de techniek van het schilderen: het kunstwerk kreeg een geheel ander aanzien, hoewel de innerlijke drang aan een zelfden bron ontsprong. De natuurlijke beelding werd al meer en meer verstrakt, d. i. de vorm werd meer gespannen en de kleur intenser. Ook vertoont de kunst in dezen tijd soms meer overeenkomst met zeer oude Hollandsche en Vlaamsche kunst, met Renaissancekunst als die van Mantegna, met vroeg-Christelijke kunst in ’t algemeen, met Oud-Oostersche of met Indische kunst, dan met de kunst welke onmiddellijk aan haar voorafging 13). Toch is de verstrakking bij de Ouden veel inniger doorgevoerd. De moderne tijd liet de oude wijze van verstrakking van het natuurlijke dan ook spoedig los: zij ging meer de kant van het decoratieve uit. Tegelijkertijd traden de reeds door Cézanne gevestigde begrippen (dat al het zichtbare een geometrischen grondslag heeft, dat er, in de schilderkunst, niets dan tegenstelling van kleur bestaat, enz.) meer geprononceerd naar voren en bereidde den weg voor het Cubisme. De Cubistische is geen natuurlijk-plastische beelding meer: zij zoekt wel plastiek, en vòor alles plastiek, maar op een geheel andere wijze 14). Het Cubisme beeldt nog wel het afzonderlijke, maar niet in de traditioneel-perspectievische verschijning. Zij onderbreekt den vorm, laat dien gedeeltelijk weg en brengt andere vormen of lijnen aan 15): zij introduceert zelfs de rechte lijn ook daar, waar zij niet in het geziene direct aanwezig is 16). Het Cubisme brengt vorm tot meer bepaalde, tot eigene uitdrukking: het beeldt reeds veel meer dan de oude kunst rechtstreeks compositie, reeds veel meer rechtstreeks verhouding. Zoo doet het Cubisme het kunstwerk inderdaad een verschijning worden, die uit den menschelijken geest gegroeid en dus éen is met den mensch.

Het Cubisme verbrak de gesloten lijn, de contour, welke als begrenzing tot het individueele optreedt, maar hierdoor beeldt het ook de verbreking, mist het zuivere eenheid.

 

130