Pagina:Stijl vol 02 nr 08 p 091-094.djvu/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

onbeperkte aller kunsten gegeven wordt, een kunst waaraan alle overige kunstvormen ondergeschikt moeten blijven (blz. 23).

„Doch de bouwkunst beperkt zich niet tot verband alleen met de beeldende kunsten. Heel het menschelijk geestelijk leven speelt zich haast uitsluitend binnenshuis, dat is in gebouwen af, dat de bouwkunst in nauw verband staat met heel de kultuur. Geen andere techniek of kunst is in die mate bij heel het menschelijk leven in al zijn uitingen betrokken. Door de onderscheiden bestemming van gebouwen hangt de bouwkunst samen met het huiselijk leven, de gezondheidsleer, de zedelijkheid, de opvoedkunde, met nijverheid, handel en verkeer, met wetenschappen, kunsten en godsdienst”.

Alles wat in de vorige hoofdstukken werd aangevoerd als het gebondene der bouwkunst tegenover het „vrije”, ongebondene der andere kunsten, wordt nu ineens omgekeerd in zijn tegenovergestelde en aangevoerd om de onbeperktheid, onbegrensdheid der bouwkunst te bewijzen.
Het spreekt vanzelf dat dit geen oplossing is om het wezen der bouwkunst te bepalen en de leerlingen een „ruim inzicht” te geven betreffende de verhouding van de bouwkunst tot wetenschap, techniek en kunst. Behalve dat hier een verouderd begrip van deze verhouding: n. l. als sierkunst wordt geponeerd, zouden er nog vele commentaren betreffende verschillende punten te maken zijn. Zoo worden in deze rede gedurig de begrippen: geest, vestand en vernuft verward. Op blz. 7 worden de drie functies van den menschelijken geest: wetenschap, techniek en kunst genoemd inplaats van: wijsbegeerte, kunst en godsdienst. Hieruit blijkt een onjuist inzicht betreffende het begrip: geest.
Waar de heer Wattjes zulke heldere inzichten toont te bezitten in het wezen der techniek is het te betreuren, dat hij het wezen en de verhouding der bouwkunst tot de andere kunsten niet uit de consequenties dezer inzichten ontdekt heeft. Hierin schuilt m.i. de reden waarom de heer Wattjes zulke gevaarlijke sprongen maken moest aan het slot en resumé van zijn rede, om de bouwkunst welke hij in den aanvang als kunst om hals bracht een „onbeperkt” leven te schenken.
Zooals den heer Wattjes zich de verhouding der bouwkunst tot de andere kunsten voorstelt n. l. deze laatste (volgens den heer W. de „vrije”) onder het gezag der eerste (volgens den heer W. „gebondene”) zou er van een monumentalen stijl geen sprake kunnen zijn. De verwezenlijking van eenheid der kunsten tot stijl, kan m.o. slechts tot stand komen door alle beelding in een begrip samen te vatten: KUNST.

OPEN BRIEF.

Naar aanleiding van Manifest I in het eerste nummer van den tweeden jaargang werd ons onder­staande open brief ter publicatie aangeboden:

SEHR GEEHRTER HERR VAN DOESBURG!

Da Sie das Erste Manifest Ihrer Zeitschrift (Novemberheft 1918) ausser auf Hollaendisch, Franzoesisch, Englisch, gleichfalls auf Deutsch haben erscheinen lassen, wuenschen Sie offenkundig, dass dieses Manifest auch als an deutsche Kuenstler gerichtet gelten soll. Und Sie wuenschen, so nehme ich an,

94