Pagina:Stijl vol 03 nr 08.djvu/8

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

OVER HET NIEU­WE VERS EN HET AAN­EEN­GE­KNOOP­TE TOUW.

DOOR I. K. BONSET

Le monde est un milieu mental, analogue à l’eau ou à l’air, illimité et impersonnel (au sens circulaire) et formé de toutes les idées possibles. Le „moi” est un centre de polarisation. D’innombrables siècles de sottise et de routine ont tendu à divine faculté humaine de tout comprendre sans règles. Renée Dunan).

De vele schriftelijke tegenwerpingen die ik na de publicatie van mijn X-Beelden ontving, geven mij aanleiding tot korte verklaring zonder bepaald verband of systeem.
Eigenaardig dat men het verwijt aan bepaalde schilders betreffende de min of meer logische constructie van hun werk, nu juist omkeert in het verwijt van een totale alogica van mijn verskunst ... heeft men in de verskunst nog niet buiten 1 dimensie leeren denken? Of trekt men z’n belofte: dat men u in de verskunst ten minste vrij zou laten, weer in? Is de poësie niet het eenige gebied waar onredelijke manieren goed staan en waar men alogisch de waarheid belijdt? Zeker. De poësie is het gebied der zuivere onredelijkheid ... heel wat meer waard dan de onzuivere redelijkheid waar de oude cultuur van het aaneengeknoopte touw in verkommert.
In de klassieke, prosodieke poësie meende men zijn objectief-subjectieve gevoelens volkomen te hebben gerangschikt — altijd binnen de perken van den beklemmenden metrischen halsband — door op journalistieke wijze doode toestanden en dingen naast elkâar aaneen te knoopen, alsof het leven een stuk touw ware. Bij dit experiment forceerden de dichters niet alleen hun gedachten, door deze van hun gewaarwordingen af te scheiden en éen bepaalde, a priori vastgestelde, richting op te jagen, maar zij maakten zich tot slaaf van éen bepaalden kant van het levensprisma en wel van dien kant waar ze toevallig naar toegewend stonden.
In hun werk bleef daarvan een zwakke projectie over — niet meer. Nog treuriger was het met de philosofie die op dit systeem paste: elke gedachte een eindje touw. Elk eindje touw door een knoop verbonden aan een ander eindje touw. En dit aaneengeknoopte touwstuk noemde men logica.

Voor de klassieke dichters (ik reken hiertoe ook de z. g. n. 80ers) was de realiteit een vaste orde van acties en reacties, waarvan zij de wetten als ’t ware uit het hoofd kenden. Hun bewustzijn was slechts geladen met tijd-ruimtelijke voorstellingen en beelden, die zij netjes achter of naastelkaâr volgens de klok groepeerde. Kalanderpoësie.
Noch psychologisch noch physiologisch had dit veel beteekenis. Psychologisch niet, omdat een deel uit het geheel genomen geen equivalent is voor het geheel; physiologisch niet omdat de lichamelijke verschijning niet meer dan projectie is van niet-lichamelijke oorzaak en wel van een bepaalde groep mechanische krachten, waardoor het optisch waargenomen object aanmerkelijk verschilt van het bewustzijnsobject dat in kunst slechts van belang is. Immers de verschijning van een voorwerp en onze bewustzijnsinhoud gecoördineerd aan de verschijning, brengen een geheel verschillende gewaarwording teweeg. Het zijn òf verschillende realiteiten, òf een vaste, bepaalde realiteit bestaat niet.

70