Pagina:Stijl vol 03 nr 09 p 073-080.djvu/3

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dan blijft het nog van zòoveel gewicht dat het niet minder dan in evenwichtige verhouding tot onze geestelijke, onze menschelijke, behoeften komt te staan.
Y. Hoe daartoe te komen!
Z. Door sterk genoeg te zijn om te beginnen met het materieele niet als hoofdzaak te beschouwen.... maar dat kost opoffering! We moeten beginnen met ons op te offeren voor een ideaal, want de nieuwe maatschappij is thans niet meer dan dat. We moeten in alles beginnen met een beeld te vormen van hetgeen de maatschappij eens moet realiseeren.
Ik heb mij in ons gesprek tot het intérieur bepaald, maar ook het extérieur is van gewicht.
Y. Het extérieur onzer omgeving is nog moeilijker te veranderen dan ’t intérieur: we hebben ’t nog minder in onze hand, dit te doen!
Z. En zoo zal het nieuwe in den mensch nog heel lang geen weerklank vinden in onze straten en steden! — Tòch is het domineerend tragische daarin niet bepaald noodzakelijk. Wel is kleur buiten nog moeilijker dan binnenshuis aan te brengen of in stand te houden, en het horizontale domineert al heel gauw in een straat bijvoorbeeld, maar toch — bij meerdere gelijkwaardigheid van ’t materieele en aesthetische, in een toekomstige maatschappij, kan de stad een geheel ander aanzien en beteekenis krijgen.
X. Maar een stad van lange cultuur, zooals Parijs bijvoorbeeld .... hoe schoon is die niet, en hoe gedistingueerd is het grijs overal!
Z. Zeer schoon. Gerijpte cultuur is een diepe, voorname schoonheid. Maar eindigt onze geest met éen gerijpte cultuur? Heeft deze niet, uiterlijk, den weg bereid voor het nieuwe? Is het beeld van het nieuwe in ons zooals het nieuwe buiten in de natuur verschijnt, telkens in denzelfden vorm? Zòo een zijn mensch en natuur niet meer. Zie ook maar, juist aan de stad, is de mensch niet telkens tot nïeuwe vormen gekomen, en is het zelfs niet voor een groot deel slechts aan financieele onmogelijkheid te wijten, dat men niet nog meer vernieuwing ziet?
Gerijpte cultuur is schoon door hare volkomenheid, maar volkomenheid is afsterven en vergaan. Het vergaan tegenhouden is dus een misdaad tegen de volkomenheid en houdt in: plaats benemen aan nieuwe, aan meerdere volkomenheid.
X. U praat als Brugman, maar dat neemt niet weg dat ik niet inzie waarom de gerijpte cultuur die we in onze groote steden beeldend zien optreden verdwijnen moet.
Z. ’t Is de gerijpte vorm-cultuur, die nu geëindigd is. Overal treedt deze, in al haar schoonheid op, maar overal ook staat zij hetgeen uit dien vormcultuur naar voren gekomen is in den weg, namelijk de klare, zuivere, evenwichtige beelding van gelijkwaardige uitbreiding en begrenzing, de vertolking van het nieuwe stadium der menschelijke levenskracht. In dit stadium moet de stad een beeldende manifestatie zijn van gelijkwaardigheid van natuur en niet — natuur in eenen, omdat de levenskracht dit dan inhoudt. Dit is niet te bereiken door de stad te verdeelen in straten en parken, door de stad te vullen met huizen en boomen of planten .... neen, de straten, d. i. de huizencomplexen, moeten zelf verinnerlijkte natuur en veruiterlijkte geest gelijkwaardig uitbeelden.
X. Dit is dan alleen een behoefte voor uw toekomst-mensch!
Z. Voorzeker: juist dàarom zijn onze steden nog niet zoo.

75