anti-esthetisch. Het is niet slechts de wedergeboorte van onszelf in en door het woord, doch de wedergeboorte van onzen geest met zijn inhoud: het uit den geest voortgekomen universum.
Individualiteit = afzonderlijkheid × waan en zoolang wij ons niet van onze individualiteit hebben bevrijd en ons in kunst niet hebben losgemaakt van de kwelling der keuze, door het identiteitsbewustzijn uit onze intuïtie te ontwikkelen en in het woord te realiseeren, blijft elk vers de uitdrukking onzer vrouwelijke impotentie. Deze overheerscht in de geheele snotterlyriek van af ’80 (voorbeelden: Perk, Kloos, Van Eeden, Henriette Roland Holst enz.) waarin de kunstenaar, als het waarnemend subject, afhankelijk is van elke beperkende gemoeds(ziels)verwikkeling. Geest ontbreekt hier gansch en daarom eveneens: spel. De ziel klaagt; de geest speelt. In de poëzie der sentimentalisten domineert het waarnemend subject, van metafoor tot metafoor, van symbool tot symbool, van analogie tot analogie sleept de ongelukkige ziel zich voort — de huid van zijn halfgedoode individualiteit achter zich aan.
De mechanische identiteitsbeleving, maakt een synthetische woordplastiek, zooasl die reeds door Marinetti werd ingeleid („Zang Tumb Tumb” en „La Battaglia di Tripoli”) door de waargenomen verschijnselen en dingen analogisch te abtraheeren, noodzakelijk. Mogelijk wordt zij slechts door tegen elk wijsgeerig denksysteem in, anti-wetenschappelijk, anti-naturalistisch, kortom anti-hypothetisch, maar intuïtief-constructief de identiteit van het physisch-metaphysisch gebeuren in het woord (dat de kunstenaar zelf uitvindt) uit te drukken. Zoo ontstaat wellicht een anti-lyrische rangschikking van slechts zulke woorden, klanken, rusten, letters en teekens, die de supérieure schoonheid van de eenheid van geest en letter, die de waarheid van den geest volkomen realiseeren.
RONDBLIK.
Italië. — Casa d’Arte Italiana (Roma). Dit, in Maart 1919 gestichte kunsthuis, onder directie van Prampolini
26