Pagina:Stijl vol 04 nr 08 p 113-126.djvu/9

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mode gebracht. En in de intellectueele kringen loopt men wellustig in hegelsnit, tot op het hemd gekleed, rond.
Het latijnsche wezen is altijd afkeerig geweest van elke vaste bepaling (beperking) van het menschelijke wezen en nu wij, de nieuwste uitvinding dezer eeuw, de geëlectriseerde zwevende toestand bereikt hebben, nu gisteren de zwaartekracht van ons is weggevallen, nu wij waarlijk dat zijn wat geprofeteerd is in prae-romaansche tijden, nu wenschen wij ons te verheugen in het feit, dat wij niet bestaan.

Wij nieuwe, geëlectriseerde menschen verkondigen: dat het aangenamer is rond te drijven in den benzinehemel der realiteit, dan de zoete vruchten te eten van een „Paradiso astratto“.
Wij verkiezen de schoorsteenpijpen en het stramien der electrische geleidingen over onze steden, boven het vage spinneweb der droomende verbeeldingen.
Wij verkiezen niet langer het klankbord der hegeliaansche tegendeelen te zijn en ons te bewegen in 3 verbruikte ruimte-afmetingen.
Gisteren waren wij echo – thans zijn wij stem. Wij willen moedig de natuur haten, deze weekelijke, sentimenteele vleister heeft lang genoegen ons ras en ons bloed vergiftigd. Maar thans hebben wij haar onder de knie.
Wij houden vol, dat elke hoogere levenstoestand (alle kunst, wetenschap incluis) dan de dierlijke, uit een fundamenteele vijandschap met de natuur ontstaan is.
Wij belijden, dat de geschminkte vrouw ons liever is dan de arcadische zigeunerkrullebollentypen met lage borsten en appelbloesemwangen. Wij willen de Gretchen dooden en het leven tot in haar uiterste drijfveeren met electrische stroomapparaten achtervolgen. Elke functie die op de physica berust, mechaniseeren.
Dynamiet onder onze rotsen.
Dynamiet onder onze romantische bouwvallen. Ze dienen tot niets en verstompen onze geestelijken zin voor eenvoud en klare, gave en vaste schoonheid.

121