Naar inhoud springen

Pagina:Stijl vol 05 nr 04 p 049-055.djvu/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

der aanwezigen. De dadaisten, die van aanvang aan geprotesteerd hadden, verzetten zich tegen de geheele opzet en het karakter van het congres.
De heer Henryk Berlewi (Polen) verlangde een zakelijke uiteenzetting betreffende het begrip „vooruitstrevende kunstenaars“.
Een der zaakgelastigden van Frankrijk, verklaarde, dat Frankrijk bereid was, tentoonstellingen van duitsche kunst te houden, mits de Union reeele voorstellen deed. Een andere gedelegeerde van Frankrijk wees op de noodzakkelijkheid van een nieuwe Romantiek. (protest bij de vooruitstrevenden.) De heer Kubitzky wees op de noodzakelijkheid eener broederlijke, vriendschappelijke samenwerking. (applaus.) Daar het kongres alle leiding miste werd voortdurend door elkaar geschreeuwd. Als laatste sprekers traden op Lissitzky, Richter van Doesburg. Zij zetten den rede hunner aanwezigheid uiteen in de volgende verklaringen, welke gedeeltelijk door applaus, gedeeltelijk door gefluit werden onderbroken. Deze verklaringen van ieder afzonderlijk, met de samenvattende verklaring, welke wij hier in hun geheel afdrukken zijn na beeindiging van het kongres aan de Union, aan de fransche en italiaansche vertegenwoordigers overhandigd. Daarna las de heer Raoul Hausmann (dadaist) in het fransch en in het duitsch ’n proteststuk voor, waarin hij verklaarde, noch tot de vooruitstrevende, noch tot de kunstenaars te behoren, dat hij evenmin internationaal was maar „cannibaal“ en verliet toen de zaal.
De heer Werner Gräff besloot het repliek van van Doesburg met de woorden:
„Ik ben nier de jongste van u allen en ik kom tot de overtuiging, dat gij noch internationaal, noch vooruitstrevend, noch kunstenaar zijt. Ik heb hier dus niets te doen.“
Dit werd met luid applaus door de I. F. d. K. begroet, waarop onder hevig protest eenerzijds, onder gefluit en en applaus anderzijds de I. F. d. K., de futuristen, de dadaisten, en meerdere het Regierungsgebäude te Düsseldorf verlieten.
Door de groep „Synthèse“ was voor aanvang der zitting onderstaande proclamatie verspreid:

52