Pagina:Tijdschrift voor Wijsbegeerte vol 013 no 001 Grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.djvu/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
49
grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.

een nieuwen, uitsluitend aesthetischen vorm moeten vinden. Wil hij een nieuwen, uitsluitend aesthetischen vorm vinden, zoo zal hij tot reconstructie van zijn waarnemingsobject moeten komen. Hij zal het waarnemingsobject terug-construeeren tot zijn meest elementaire, ruimtelijke verschijning, ontdaan van alle bizonderheid en vereenvoudigd, gesynthetiseerd tot kosmische verhoudingen.
Op deze wijze beeldt de kunstenaar de aesthetische accenten zelve, met daaraan evenredige middelen: in de schilderkunst, de kleur en de vlakke beeldingsruimte, in de beeldhouwkunst de volumen en de driedimensionale ruimte.

De aesthetische accenten treden nu klaar, d.i. ontdaan van alle associaties, op en zijn in het kunstwerk tot een, de aesthetische idee beeldende, eenheid gegroepeerd [1].

Hier houdt het uitbeelden op en begint het exact beelden met exacte (kunst)middelen.
(Zie het hoofdstuk: „Uitdrukking en uitdrukkingsmiddelen der aesthetische ervaring”).

In deze beeldende synthese drukt de kunstenaar ook realiteit uit, doch op andere wijze, n.l. geheel volgens de kunst en een diepere realiteit, dan die, welke door den bizonderen toestand waarin het waarnemingsobject zich bevindt, tot uitdrukking kwam.

De kunstenaar geeft in zijn beelding, geeft in een aesthetische gestalte, een nieuwen vorm aan de realiteit.
Het is tot op deze hoogte dat de beeldende kunst zich in onzen tijd ontwikkeld heeft.

(Slot volgt).



  1. In dit groepeeren blijft natuurlijk de geestelijke intuïtie voorondersteld, wil de kunstenaar niet in een dorre abstractie zonder meer, vervallen. Deze geestelijke scheppingsintuïtie wordt echter steeds gecontroleerd door het redelijk bewustzijn.
T. v. W. XIII 1.
4