Pagina:Tijdschrift voor Wijsbegeerte vol 013 no 002 Grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.djvu/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

GRONDBEGRIPPEN DER NIEUWE BEELDENDE KUNST


door


THEO VAN DOESBURG.




(Slot.)


IV. UITDRUKKING EN UITDRUKKINGSMIDDELEN DER AESTHETISCHE ERVARING.

Wanneer wij oude kunstwerken met aandacht beschouwen, dan zal het ons opvallen, dat zich zelfs in de meest primitieve teekeningen, twee voorname uitdrukkingswijzen voordoen. De uitdrukkingswijzen betreffen het verschil in verschijningsvorm der realiteit. Dit verschil in verschijningsvorm bestaat in een uitdrukkingswijze uitsluitend volgens de uiterlijk waargenomen voorwerpen of verschijnselen, tegenover een meer verdiepte uitdrukkingswijze, waarbij de uiterlijk waargenomen voorwerpen slechts dienen om een gedachte of gevoelen te suggereeren. In het eerste geval verschijnt het object als einddoel der uitdrukkingswijze, in het tweede geval slechts als middel. De eerste uitdrukkingswijze kunnen wij daarom gemakshalve aanduiden met de woorden: materie-uitdrukkende, de tweede met: idee-uitdrukkende.

T. v. W. XIII 2.
12