Pagina:Tijdschrift voor Wijsbegeerte vol 013 no 002 Grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.djvu/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
188
grondbegrippen der nieuwe beeldende kunst.

opgebouwd, om zoo te zeggen meemaakte als een spel en ik er mij wel degelijk rekenschap van gaf hoe uit dit lijnenspel — als ik het zoo noemen mag, — deze voortdurende wisselingen en opheffingen van het één door het ander, steeds nieuwe, doch immer harmonische verhoudingen ontstonden. Elk onderdeel van het werk voegde zich samen met een ander onderdeel en hieruit groeide de beeldende gelijkwaardigheid van het geheel.
Niets sprong uit of overheerschte. Vandaar dat ik bij de eerste gewaarwording van het werk niets bepaalds zag. Er was een volkomen evenwichtige balans van aesthetische verhoudingen bereikt, die de beschouwer rechtstreeks, door niets bizonders afgeleid, kon deelachtig worden.

Utrecht—Leiden 1915—1918.