Pagina:Timm010zeer01 01 (1).pdf/50

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

eeuwig, Pallieter. Eeuwig, zooals zijn oudste broêr, Tyl Uylenspiegel, het al is. En, zoodra hij verscheen, waren wij het die, voor een poosje ten minste, den oorlog vergaten. Maar ook: boek Pallieter heeft gansch bijzondere kwaliteiten welke, hoe 't om ons heên moge draaien en zwaaien, toch onweêrstaanbaar ons boeien. Het is, inderdaad, een uiting van de meest spontane, van de gaafste levensvreugde: van een dionysische levensverrukking, −aardend op eigen Vlaamschen bodem.—Want met Zarathustra had Pallieter kunnen juichen: «Verloren zij ons de dag, waarop niet éénmaal gedanst werd! En valsch heete ons iedere waarheid, waar 't lachen bij ontbrak.» Doch in de plaats van gedanst) had hij misschien, zijn materialistischen Vlaamschen aard getrouw, van «flink gegeten» gesproken. Maar anders is ook in Pallieter's oog, 't leven één uchtend-frissche roes; hij weet dat de boom hem een broeder is, dien hij omhelst; hij beseft, in 't kort, dat er op aarde niets boven de verrukking om het bestaande gaat, dan misschien de kluchtige bespotting—als in het tweegevecht met den baron—van 't conventioneele,'t valsche,'t onnatuurlijke. Dit is een typisch Vlaamsche deugd. Men vindt ze onder meer terug in den Vos

 

50