Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/117

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 97 )

(hoewel ook bij andere oude Schrijveren te vinden[1]) hier bijvoegen, het luid als volgt:

In de XVde Eeuw woonde hier een Boer, zijnde eigenaar van eene menigte Bijën-korven. Hij ſtond 's nachts bij geval eens op, en ging naar zijnen Bijën-ſtal; bij denzelven komende hoorde hij uit éénen der korven zulk een zoet en hemelsch gezang, dat hij er over verbaast ſtond (nu – dat is waarlijk geen wonder!), maar 'er gebeurde nog meer. – De Boer nieuwsgierig zijnde, keert den korf, waaruit dit verwonderlijk Bijën-muziek voordkwam, om, en..... en hij zag – (Hij ſtond te kijken als een ſnoek op den zolder) boven in dien korf een klein Kerkjen en twee Kloostertjens uit het allerwitst Wasch ſaêmgeſteld, welke van de Bijën al zingende bewaakt wierden. De Boer, met verbaazing alles beſchouwd hebbende, loopt terſtond naar Heeröom, verteld hem alles, en de Priester, met een menigte Volk zich ſpoedig derwaards begeevende, bevind juist alles zóó, als de Boer hem verhaald had. Dit mirakel verſpreid zich ten eerſten; ieder ging er naar toe om te kijken; 'er bleef in tien uuren in de rondte geen oud wijf op haaren Spinwiel. Eindelijk komt het gerucht in Holland, (men geloofde daar toen nog wat beter aan mirakelen dan in onze dagen) ter ooren van eene rijke adelijke Weduwe, Milia de Kam-

Pen,
  1. Men vind dit verhaal onder anderen bij J. van Oudenhoven, Beſchrijvinge van de Mijerije van 's Hertogenboſche, Bladz. 94.