Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/137

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 117 )

kants-wooning kwijt zijn, verrichten, naar Zon, daar ik mijn morgen-ontbijt hield; vervolgends ſtapte ik weder naar Oedenrode. Hier at ik, en, na gehouden middagmaal, nam ik weder de reize aan naar deeze Stad, doch ik ging door eenen anderen weg, dan waardoor ik in dat Dorp gekomen was. Ik wandelde door eene eenzaame heide naar Schijndel; van Schijndel langs eenen zeer aangenaamen weg naar Dungen: hier dronk ik op het Klooster (zijnde eene Herberg op eene hoogte, met naam de Eikendonk, omtrent eene halve uur van 's Bosch gelegen; op deeze hoogte ſtond eertijds het Klooster Barbarendaal, waarvan men deeze plaats nog het Klooster noemt) een lekker glaasjen bier; ruste wat uit, en kwam eindelijk, braaf vermoeid door de wandeling van deezen dag (ik had ook ruim zeven uuren gewandeld), even voor het ſluiten der Poort hier aan. Ik at 's avonds als een Wolf, en ſliep den volgenden morgen tot agt uuren. 'Er is zeker niets beter, om wel te kunnen eeten, dan eene goede wandeling, want, dus zegt Unzer[1] en hij heeft wel gelijk, want:

" De honger wijkt, wanneer wij geen beweeging maaken.
" Wij moeten werken, of het eeten zelve ſtaaken. —"

Nu behoeft Gij U niet langer te verwonderen, waaröm deeze twee Brieven zoo lang zijn ach-

ter
  1. De Arts, I. Deel. I. Stuk. Bladz. 89.

H3