Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/167

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 147 )

noemden Schrijver[1] zeggen: "In de daad, indien onze keuze zich moest bepaalen of tot Paaperij of tot Deïsterij, wij zouden, zonder in twijfel te hangen, de laatſte kiezen, als onëindig min ontëerend voor God en min nadeelig voor het Menschdom. – " Welk een beſchaamend getuigenis voor elken Roomschgezinden! en evenwel moeten wij vraagen: Spreekt die man geene zuivere waarheid?? – ?

De haat en vervolgzucht der Roomſchen vloeit voord uit hunne Leer, en de Priesters vuuren dezelve ten ſterkſten aan. Ik las eens (en deeze woorden vergeet ik nimmer), in den kleinen Latijnſchen Katechismus van den Jeſuit, P. Canisius, op de vraag: Wie van de Kerk (ik geef U hier alleen mijne vertaaling) geheel verwijderd zijn? het volgend antwoord: Voorëerst de Jooden en alle Ongeloovigen, ook die van het Geloof afvallen; ten tweeden de Ketters enz. Hier bedoelt hij ongetwijfeld de Proteſtanten, en in het ſlot van dat zelfde antwoord zegt hij: Welke alle van het ligchaam van Christus, de Kerk, afgeſcheiden en vervreemd zijn, en derhalven van het geestlijk leven en de zaligheid beroofd, en aan den duivel en den eeuwigen dood onderworpen blijven, ten zij zij zich bekeeren. Alle deeze moeten van de Katholijken gemijd worden; maar vooräl moeten de Ketters en Scheurmaakers, niet anders dan allergevaarlijkſte pesten (pestes exitiales), geſchuwd

en
  1. Algemeene Vaderl. Letteroefeningen voor 1794. Mengelwerk. Bladz. 0.

K2