Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/74

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

(54)

Asten ligt niet ver van Zomeren; deeze twee Dorpen worden slechts door de Aa gescheiden. Asten, dat men voor een schoon Dorp mag houden, heeft een fraai Kasteel, een schoonen tooren en Kerk, welke laatste de Roomschen thands in bezit hebben, schoon zij hier ééne der schoonste en grootste Kerken van de Majorij hadden. De Hervormden moeten nu hunnen Godsdienst houden in eene kamer van het huis van den Predikant, het geen en voor den Predikant en voor de Hoorers, wegens de bekrompenheid der plaats, met onäangenaame bezwaaren en ongemakken verzeld gaat. – ô Haatlijk bijgeloof! vervloekte vervolgzucht!! – God der liefde! – eischt dit uwe eenvouwige, menschlievende Godsdienst?....

Asten wierd in den winter van 1511 door de Gelderschen uit Roermond afgebrand, dus heeft dit Dorp ook al gedeeld in de vernielende rampen des verwoesten en oorlogs.

Tusschen Heeze en Zomeren (dit moet ik niet vergeeten U te melden) wierd ik door eenen man achterhaald; hij zag 'er zeer geschikt uit, sprak met mij over onverschillige zaaken, en verhaalde mij eindelijk; dat hij in het laatstgemeld Dorp woonde; dat één van zijne bijzondere Vrienden op dat Dorp thands een pleitgeding had met eene Jufvrouw over het recht van zeker eigendom; dat de Advocaat van dezelve, ziende dat hij het pleitgeding verliezen zoude, haar had aangeraaden, om al haare goederen aan iemand anders op te draagen, op dat dus, als zij het pleitge-

ding