Pagina:Van Eeden, Grassprietjes (1887).pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

X. HUWELIJKS ZANG.




Ik zing den schoonen huwlijksband,
Des werelds steunpilaar,
Den heil'gen echtelijken stand,
Gezegend voor 't altaar.

Want waar de zegen Gods ontbreekt,
Bij ongewijden echt —
Is hij, die van een huwlijk spreekt,
Onzedelijk en slecht.

Doch, vloek ! wie zwelgend in de schand,
Waarvan elk Christen gruwt,
Zelfs zonder burgerlijken stand
Of Gods geboden huwt !

Doch waar in huwlijks schaûw geplant
De bloem der trouwe groeit,
Gesteund door wijsheid en verstand,
Door deugdzaamheid besproeid —

Daar viert de zuivre menschlijkheid
Haar heerlijkst ideaal —
Daar wordt de beste weg bereid
Naar 's Hemels opperzaal.