Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/114

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in 1621, in kluizenaarstooi, voor de karmelieter barrevoeters te Marlagne bij Namen schilderde, gelijk zijn broêr Gijsbert het voor Jacob I van Engeland, geschilderd had[1]. De Staten-Generaal kochten hem in 1613, door zijn haagschen broeder Pieter, zijn twaalf tafreeltjens uit de oud-nederlandsche geschiedenis af, waaruit men op ’t Trippenhuis nog heden zijn net, maar koud penseel en beredeneerden kunsttrant kan leeren kennen. Zich zelf overtrof hij in zijn lamplichtstudie (op ’t Muzéum te Antwerpen): een stuk of wat behoeftige jonge meisjens ijverig voor den kost aan ’t werk, terwijl Sint Nikolaas, op den achtergrond, in stilte een geldbuil in ’t vertrek werpt. Zijn Sint Mattheüs (aldaar) van de tollenaarsbank tot het apostelschap geroepen, verloochent daarentegen, in zijn afgepaste schikking noch koelheid van toon en netheid van voorstelling de school, waaruit hij voortsproot, noch zijn gewone penseelhanteering, niet. In gelijken trant zijn ook zijn drie stukken in ’t Muzéum te Brussel geschilderd, een Kruisdraging en Kruisiging, en een Huwelijk der H. Katharina – de zoogenoemde Capucijn van Aremberg, omdat er een telg van dat geslacht in dat karakter op voorkomt. Hij overleed in 1629, en leî bij Rubens waarschijnlijk den grond voor dien wansmaak in zinnebeeldige voorstellingen, waaraan hij in ’t vervolg maar al te dikwerf zou offeren, en met welken Van Veen zoo hooglijk ingenomen was, dat hij er niet alleen zelf voortdurend naar werkte[2], maar ook een boek schreef, om er al ’t schoon van te betoogen en hem bij anderen te bevorderen.

In 1599 werd Rubens als meester aangenomen, na inlevering – als men wil – dier Maagd met de papegaai, waarin zich zijn kenschetsend schitterend kleurgevoel reeds niet minder uit, dan zijn onder Van Veen gekuischt penseel, en die

  1. Zie daaromtrent Pinchart, Archives I. p. 284.
  2. Gelijk o. a. in die vermakelijke voorstelling van zijn begunstiger Farnese, in den vorm van een Hercules, met een breed Meduza-schild. Tot den minder zinnebeeldig gestemden beschouwer zal dan ook dat ongekunstelde huiselijke tafreeltjen in den Louvre, uit denzelfden tijd ongeveer, heel wat beter spreken, dat den schilder te midden zijner huisverwanten werkzaam voorstelt.