Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/117

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gestegen Nikodemus houdt een andere slip der wade, waarin het rechterbeen van den gekruiste reeds gehuld is, terwijl de linkervoet op den schouder der omlaag geknielde Magdalena rust, die met beide haar handen het been omvat. Naast haar staande vangt Johannes, met zijn rechtervoet op de tweede laddersport steundende, het neêrgelaten lijk in beî zijn armen op; en tegenover hem, tusschen Nikodemus en Magdalena in, begeleidt Maria met beide handen de neêrwaartsche richting van het lijk, als om het haar moederlijken steun te verzekeren. Aan hare voeten ligt, ter zij van Magdalena, Salome gebogen, met angstig deelnemende belangstellling de geheele handeling volgend. Ter zij van Johannes eindelijk zien wij nog Jozef van Arimathea, de laddersporten zijwaarts afklimmen, en het gelaat rechts naar boven gericht, de aflating nauwlettend gâslaan. In 1612 werd dit stuk voltooid, waar zich Rubens’ stijl van zijn krachtige, gelijk van zijn zwakke zijde in uit: volheid van dramatisch leven en beweging, schitterende kleurwerking, en kloekheid van voorstelling en groepeering; doch daarbij de overstelpende verlichting, die het vaalbleeke lijk naast en tegen de helderwitte lijkwa gelijkmatig treft en doet uitkomen, en, door te groote verheldering ook der overige deelen, niets in zijn eigenaardige kracht laat spreken. Reeds vóór deze Afneming, had de schilder haar tegenhanger, de Kruisheffing, vervaardigd, die echter in kunstwaarde beneden haar staat. Hoe edel en verheven van teekening en uitdrukking het beeld van de gekruiste er zich in voordoet, de overdreven spierwerking en heftige uitdrukking der het kruis oprichtende rakkers treden daardoor slechts te meer aan den dag, en stuiten door hun onevenredige en verwrongen lijnen. Daarentegen treffen ons, op beide zijluiken, de groep der smartlijk aangedane vrouwen en het prachtige witte strijdros, door hun levensvolle kunst. Er is buitendien een groote ongelijkheid van behandeling in de verschillende deelen van dit stuk; terwijl met name de Kristus met die krachtige kloekheid gepenseeld is, de den schilder pleegt te kenschetsen, schijnt zich in het verdere werk zoozeer een meer schroomvallige dan grootsche en stoute hand te ver-