Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/121

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gen, van een drom Engelenkinderen omzweefd, die haar met palmtakken en bloemenkransen verwelkomen. In een gansch ander tijdvak harer levenslegende verplaatst ons het huislijk tafreel harer opleiding door moeder Anna – evenals ’t vorige in ’t antwerpsch Muzéum – waarin echter de min of meer behaagzieke trekken van haar jeugdig gelaat meer ondeugend dan stemmig tot den beschouwer spreken, en het van ingenomenheid stralende aanschijn harer moeder hem door een eerzamer schoon boeit. Een tooneel van geheel anderen aard weêr stelt ons het schilderstuk voor oogen, dat nog altoos in de kerk der Dominikanen te Antwerpen prijkt: de geeseling van den Godmensch. Hoe krachtig zich ook hier de gespierde armen der beulsknechts voordoen, de geeselkoord en roeden zwaayen, zij zijn verre van de afzichtelijke heftigheid hunner ambtsbroeders in de Kruisheffing; terwijl het edele beeld van den lijder, in vorm en uitdrukking, het treffende onderwerp ten volle waardig is.

Ook op twee andere schilderstukken, voor Sint Baafs te Gent en de Sint Maarten te Aalst geschilderd, en daar nog altoos voorhanden, had Rubens het bezwaar eener indeeling te verwinnen, en wist dat meesterlijk te doen. Op het eene zien wij den gentschen Heilige, die zijn bezittingen aan de armen uitdeelt vóór hij het kloosterleven aanvaardt. In de benedenhelft van ’t stuk is hij daar, ten aanschouw van een paar zijn daad bewonderende vrouwen, meê bezig; terwijl men hem daarachter, in de bovenhelft, de trappen van ’t gebouw ziet bestijgen, onder welks voorportaal Vlaanderens Beschermheilige hem verwelkomt. Beide voorstellingen zijn vol leven en beweging, en kenschetsend voor de dramatische schildergraaf, waarvan Rubens ook hier weder blijk geeft. Niet minder straalt die echter ook in ’t andere stuk – Sint Rochus als patroon der pestlijders – door, waar wij, in de bovenhelft den heilige op zijn eene knie gebogen, en de linkerhand op de borst, het oog op de tot hem neêrzwevenden Kristus zien slaan; terwijl aan de andre zij hem een Engel nadert met het bordjen, waarop zijn roeping (eris in peste patronus) vermeld staat, op hetwelk Kristus, achter zijn hoofd om, hem met de rechterhand wijst. Op den voorgrond beneden heffen