Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/162

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

pijpjen, als hij zich bij ’t werk eens verpoozen en door een hartigen dronk ververschen wil. In ’t midden van zijn werkplaats, tot aan de hooge schouw aan de overzijde, zit een vijftal gasten – twee vrouwen en drie mans – van welke een de gitaar tokkelt, een tweede in de linkerhand een wijnglas houdt, de derde, meer op den achtergrond en door den tweeden, op zijn hoofd na, voor ’t oog verborgen, lachend een welgedane huismoeder – Craesbeeks vrouw wellicht – zit aan te kijken. Achter haar, voor de schouw zelf, staat nog een zesde gast, een sierlijk jonkman, in een grijs-uit-den-blauwen manteltjen gehuld en een hoed met breed omgeslagen rand op ’t hoofd, die al zijn aandacht aan het korte pijpjen schenkt, waaruit hij staat te rooken, en waarin hij juist den brand schijnt gestoken te hebben. De andere vrouw, met een strooyen hoed op, zit een blaadjen papier te lezen, wellicht de woorden van ’t lied, dat haar buurman zingen en met zijn gitaar begeleiden zal. Op den linkervoorgrond in den hoek staat nog een tafeltjen, meteen blauwachtig kleed overdekt, en waarop een palet, met maalstok en penselen, wat boeken, papieren, en een globe over en door elkander liggen. De achtergrond wordt door een groenachtig grijzen muur gevormd, waaraan een groote landkaart aan een spijker hangt, en die in ’t heldere licht straalt, dat door het hooge venster binnen komt en ook het gezelschap geheel of ten deele beschijnt. De schilder en zijn doek worden door een dergelijk licht beschenen, dat door de geopende deur, ter linker, achter hem binnendringt. In een klein nisjen aan de linker bovenzij der kast, breekt een steenen pot met afhangenden dweil de eentonig leêgte van den muur. Nog in 1775 bestond er een andere eigenhandige afbeelding van den schilder, waarop hij zich van voren had afgebeeld, zittende voor een tafel met groen kleed, op welke hij met zijn rechterhand leunde, terwijl hij ’t oog op den beschouwer richtte, en zijn linkerhand op zijn knie liet rusten; een kloek gebouwd persoon – als hij ons hier trouwens ook van achter reeds bleek – met kroeshaar op zijn bol en “vol van tronie”.

Weinig meer dan van hem, is er van zijn drie jaar ouder stadgenoot van gelijk talen en kunstrichting, Gerard van