Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/167

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

alle middelen, hem in de onderlinge verhouding zijner kleuren en tinten ten dienst staande, daarvan de gelukkigste partij heeft weten te trekken. Dat hij trouwens, in zijn eenmaal verkregen vaardigheid, vaak werkelijk in een oogenblik deze en gene stukken schilderde, is uit zijn zoogenoemde après-diners, zijn “na-den-eten stukjens”, bekend, die hij in een halven dag, een enkelen namiddag maakte, doch die natuurlijk niet tot zijn meest doorwrochte en duurzaamste werken behooren. In deze schijnt wel alles even los en luchtig, doch is er niet minder bedachtzaam dan levendig gepenseeld. Zie deze, aan de achterzij eener herberg springende en koutende boeren bijv., gelijk hij ze soms in de buurt van zijn buiten voor oogen had, met welk een meesterlijke inachtneming aller juiste beginselen van licht- en schaduwwerking, aller overgangstinten en kleurcontrasten hij ze schilderde. Onmogelijk kan men natuurlijk in een eenvoudige houtsneê dat lichtvolle spel van rood op rood, grijs op grijs, wit op wit teruggeven, dat men alleen in ’t oorspronkelijke ten volle waardeeren kan, en waardoor hij met zijn verven als te tooveren wist. Toch kan men zich door den lichtvollen, levenwekkenden indruk, ook hier reeds verkregen, althans een voorstelling maken van de geestvolle kunst en meesterlijke vaardigheid, waarmeê hij het oorspronkelijke wrocht. Elders heeft hij ons, kennelijk aan de voorzij van ’t zelfde huis, waarachter wij hier deze landluî zoo vrolijk bijeenzien, een gansch ander gezelschap aan een weelderigen feestdisch voorgesteld: een rijk en sierlijk uitgedoschte jonker zijner dagen, met twee niet minder fraai gekleede juffers, eene van welke hij tederlijk de op de tafel uitgestrekte hand drukt, terwijl hij met zijn andere hand naar een beker reikt, die men bezig is hem in te schenken. Daarachter komt de waard met een pastei de huisdeur uit, terwijl de waardin op een houten tafel, de kosten van ’t gelag aanteekent. Vlak achter de linkerzij der gemelde juffer staan een paar speelluî te vedelen, zingen, en fluiten, terwijl daarvoor, aan de overzij van den disch, de tweede juffer, met den rug naar ons toegekeerd, met een naast haar staande vrouw zit te praten. Op den voorgrond staat aan de rechterzij een bank, waarop