Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/193

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Hij kwam er te Rome met den zoogenaamden Bamboots (Pieter van Laar) in aanraking, die er eenige jaren voor hem gekomen was, en begon in zijn vermakelijken trant te schilderen, doch ging vervolgens naar Lombardijen en Parma, om er de Carracchi en Correggio te bestudeeren. Van dezen tijd (1645) dagteekent zijn malsch en warm geschilderd tafreeltjen in de Moltke-gallerij te Kopenhagen, op de bekende oude spreuk, dat zonder Bacchus en Ceres Venus verkoelt. Wij zien er beide eersten, aan weêrszijden om een wijnvat gezeten, terwijl de laatste met wapperend gewaad toeschiet, de rechterhand op den schouder van Bacchus leggende, dien zij vriendelijk toespreekt, en Ceres tevens met de linker vertrouwlijk om den hals vattende. Ongemerkt staat Cupido onderwijl een druif van Bacchus krans te plukken, en snuift een panther aan den druiventros, dien hij in de hand heeft. Twee stukjens uit het italiaansche dorps- en landleven, een pleisterplaats met eenige boeren, een wit paard en een ezel, en een landschap met wat reizigers te paard, prijken op ’t rotterdamsche Muzéum. Voor Paus Alexander schilderde hij, op grooter schaal, het wonder van den heiligen Antonius van Padua, en dat van Mozes, die het water aan de rots doet ontwellen, in 1656 al fresco in het Vaticaan. Later stelde hem de hertog van Savoye tot zijn hofschilder aan, in welke betrekking hij in 1664, in zijn hoofdstad, Turijn, overleed.

Vlaamsch, in den volsten zin van ’t woord, bleef daarentegen steeds zijn jongere brusselsche kunstbroeder Gilles van Tilburg, omtrent wiens leeftijd en lotgevallen ons eigenlijk niets anders met zekerheid bekend geworden is, dan dat hij den 26en Maart 1654 in de schildersgilde zijner woonstad als meester staat ingeschreven. De overlevering, die hem in 1625 laat geboren worden, is daarmeê dan ook niet in weêrstrijd. Dat hij zich vooral naar Teniers en Adriaan Brouwer vormde, blijkt uit al zijn tot ons gekomen gewrochten, die zich door vaardige vastheid van hand en losheid van penseel onderscheiden. In zijn vaderland is maar weinig of niets daarvan overgebleven. Alleen het brusselsche Muzéum bezit een optocht van eenige vliesridders zijner dagen, de Prinsen van Ligne en Turn