Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/197

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in ’t midden, terwijl hun vijf kinderen aan ’t muziceeren zijn. Op een ander paneeltjen, vroeger in ’t bezit van Koning Willem II, en daaruit in dat van den markies van Hertford overgegaan, prijkt te midden van heester- en rozenperken een sierlijke fontein, met een beeld van Neptunus en zijn zeepaarden versierd, waarbij zich een heer en vrouw, met hun drietal kinderen, twee jongens en een meisjen, vermeyen. Dat zelfde meisjen vinden wij levensgroot, en slechts een paar jaar jonger, bij den Heer Suermondt te Aken, in gele zij getooid, met bloemen omkranst, een tulp in de hand, en met haar klein wit hondjen naast haar, terug. Een ander portret aldaar is dat van zijn rijmlustigen stadgenoot en kunstvriend Cornelis de Bie, met de pen in de eene, een stuk papier in de andere hand, aan zijne met een groen kleed bedekte schrijftafel; achter hem zijn boekenkas, waarin eenige lijvige boekdeelen. In een grijs zijden wambuis gedost, en met fraaye kanten lubben ompolst, neigt hij het hoofd min of meer behaagziek ter zij. Een keurig vrouwenportretjen, ten halven lijve, siert sedert eenigen tijd het Muzéum zijner woonstad, die anders, even als Brussel en Amsterdam, van zijne kunst verstoken zou zijn. Den Haag daarentegen is op ’t Mauritshuis een even omvangrijk als keurig stuk van hem rijk, dat ons hem zelf en zijn gezin in een gallerij van schilderijen afbeeldt, allen door verschillende kunstbroeders[1]voor hem gepenseeld, en werken van Rubens, Snijders, en and. voorstellende. Het doet van zijn goede verstandhouding en vriendschappelijk verkeer met hen blijken, gelijk wij hem dan ook bij herhaling (in 1666 en 1681) als deken hunner gilde zien optreden; de tweede maal, juist veertig jaar nadat hij als meester was aangenomen. Drie jaar later, 18 April 1684, overleed hij, gelijk het opschrift op zijn grafsteen in een kapel der oude Sint Joriskerk, vermeldt[2].


Deels in Coques’ trant, deels ook in dien van Teniers schil-

  1. Zie hunne namen in Burgers Galérie d’Arenberg, p. 92 aant.
  2. Zie dat o. a. bij Burger Musée de la Haye, p. 299.