Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/23

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Kristen in hun werk te laten doorstralen. Hoe meer men dat voorts nog verder tot in zijn minste bijzonderheden beschouwt, des te meer reden vindt men ook hun meesterlijke kunstgaaf te bewonderen. Oogen, haren, de toevalligste eigenaardigheden der huid, de plooyen en schakeeringen van ’t gewaad, de weêrschijn der gouden en zilveren voorwerpen, de nauw zichtbare bloemen in ’t landschap, de doorschijnende helderheid en flikkering van ’t licht in ’t verschiet, alles is met een fijnheid, een kieschheid, een kleurige juistheid van penseel behandeld, als men slechts bij deze vlaamsche schilders kan aantreffen. Wat de uitvoering aangaat, zij verrukt en betoovert niet minder door de schitterende frischheid van schakeering en vleeschtint, als de begaafdheid van den kunstenaar, om de tinten ineen te doen smelten, en den arbeid van ’t penseel te verhelen. De miniaturen der 15e eeuw zijn inderdaad meesterstukken, en daarbij van te grooter waarde, als de groote schilders dier eeuw zelf — de Van Eycks, Memling, en Van der Weyden — haar, zonder aanmerkelijke verwijzing, op de altaarbladen zelf zullen overbrengen, waarmeê zij kerken en kapellen versieren. De vlaamsche schilderkunst mag daarom ook gerustelijk de dochter der miniatuurkunst heeten, en de groote vlaamsche meesters dezer eeuw hebben, in ’t “verluchten” der handschriften, hun penseel geoefend en volmaakt[1].

Reeds Lodewijk van Male, welk een slecht regent hij moge geweest zijn, had door zijn kunstzin althans dat penseel gelegenheid gegeven, zich aan ’t kostbaar opluisteren van een en ander handschrift te wijden. Een fransche vertaling der Staatkunst van Aristoteles, aan hem opgedragen en in de Staatsboekerij te Parijs bewaard, geeft ons voortreffelijke voortbrengselen der vlaamsche verluchtkunst te aanschouwen; terwijl tal van andere "verluchte" handschriften uit dezen tijd, voor de borgondische en fransche vorsten gemaakt, van dezelfde kunstvaardigheid der vlaamsche verluchters getuigen[2]. Toen

  1. Dehaisne, t. pl. p. 66.
  2. Waagen, Kunstwerke und Künstler in Paris, S. 290.