Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en Frankrijk zelfs de loef in afstak, blonken ook zijn miniatuurschilders of “verluchters” boven allen uit. Het juk der overlevering afschuddende, die zij nog slechts in enkele hemelsche voorstellingen huldigden, gaven zij hun verschillenden personen elk zijn eigenaardige uitdrukking, en lieten hun penseel geheel door de zucht naar waarheid en werkelijkheid leiden. Van nu aan beginnen zich reeds die gelaatstrekken aan ons voor te doen, zoo innemend en sprekend van uitdrukking, die ons de grootste meesters der volgende eeuw steeds te aanschouwen geven; het breede en hooge voorhoofd, als zetel van ’t verstand; de slapen, waarop de aanvang van ’t hoofdhaar zichtbaar is, en die min of meer onevenredig zouden zijn zonder de blonde lokken, die het gelaat al golvend omringen; de neus, bij de vrouwen de voorhoofdlijn voortzettende, bij de mans min of meer gebogen; de onderhelft wat smal, en het vleesch altoos nog wat zwak van bewerking. Zoo de lichaamsvorm nog wat lang en mager is, de houding is kalmer en warer geworden, en de weidsche plooyen altoos minder zwaar en hoekig. De gouden of bont geschakeerde grond, die in de eerste helft der eeuw nog blijft heerschen, begint dan hoe langer zoo meer voor een landschap, gebbouw, of binnenvertrek zelfs met zijn meubels, plaats te maken. In den rand nemen arabesken en bloemwerk evenzeer de plaats der dooreengeslingerde ruiten in, en worden vervolgens zelfs door de inheemsche bloemen en vruchten, bontgewiekte vogels en fladderende insecten vervangen, met een bevallige losheid op den gelen met goud doorstikten grond aangebracht. De kleuren weet men veel zachter ineen te doen smelten en te wasschen.

In de vijftiende eeuw steeds meer waarheid, verheffing, en verfijning. Op haar midden bereikt het miniatuurschilderwerk zijn hoogste volkomenheid; niet alleen het gelaat, maar ook al ’t bijwerk, stoffen, meubels, bloemen, doen zich met de sprekendste waarheid voor. De beelden der hemelsche en heilige personen hebben daarbij een verheven adel van uitdrukking, die in de volkomenste overeenstemming met hun erkende karakter is. Reeds beginnen ook enkele van de opmerkelijkste kunstenaars haast meer zelfs van den Vlaming, dan van den