Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/42

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gevierd werd. Nu hij eenmaal — evenals zijn broeder — het miniatuurpenseel met dat van den schilder in eigenlijken zin verwisseld had, raakten, al bleef hij dat eerste ook van tijd tot tijd nog hanteeren, zijn kunstgewrochten meer algemeen vermaard. Zoo erlangde hij, vooral ook door de algemeen aangenomen verbeterde verfmenging, die hij, op zijn broeders voetspoor, was blijven toepassen, een zeker welverdienden naam, doch dien men onrecht deed, dien grooten broeder zoo lang te onthouden.

Sedert men de manier der Ouden, om de kleuren enkaustisch in te wrijven, of in te branden, eerst gewijzigd, en vervolgens, omstreeks de vijfde eeuw, vaarwel had gezegd, was men gewoon de verf a tempera — als de Italianen ’t noemden — te bereiden of aan te lengen, waartoe men snippers perkament tot een soort van lijm in water afkookte, daaraan een ei toevoegde, en met het aldus verkregen vocht de verven wreef. Van daar de naam lijm- en ei-verf, door Van Mander veelal gebruikt, en met dien van waterverf afgewisseld. Het aldus geschilderde wist men vervolgens, door een soort van vernis, nog wat glanziger te maken. In dezen trant zijn alle miniaturen bewerkt, en arbeidden ook beide Van Eycks, vóór zij die lijm- en ei-verf door de zoogenaarnde olieverf vervingen, die na hen algemeen in praktijk werd gebracht. Dat men er ook vóór hen reeds niet vreemd aan was, olie bij ’t kleurwrijven te bezigen, is bekend; men ging daarbij echter niet zoo beredeneerd en doortastend te werk, en had bovendien, bij ’t aanwenden, met allerlei moeilijkheden te worstelen. Men zocht daarom naar een nieuwe en doeltreffender manier, totdat Huibert van Eyck op den inval kwam, lijn- en noten-olie, met andere zelfstandigheden vermengd, bijeen te koken. Dit verschafte hem kleuren, die niet alleen spoediger, dan de tot dusver aangewende, droogden, maar ook aan ’t water den besten weêrstand boden, en daarenboven een kracht en glans verkregen, die alle verder vernis overbodig maakten. Hoewel ook later nog sommigen, deels uit gehechtheid aan ’t oude, deels om enkele zwarigheden, waarmeê zij te kampen hadden, voortgingen in waterverf te schilderen, drong toch Van Eyck’s verfbereiding onmiddellijk door, en werd niet alleen door zijn