Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/41

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

miniaturen en ander opluisteringswerk. Aan die laatste werkzaamheid, het miniatuurschilderen, zal men ’t voor een goed deel moeten toeschrijven, dat den nazaat van Huibert — door Johan zelf, in zijn gedachtenisverzen, als een “door niemand overtroffen schilder” (major quo nemo repertus) geroemd — vóór zijn beroemde outerstuk in Sint Baafs te Gent niets met kennis onder ’t oog is gekomen. In den tijd, dat zijn broeder nog in Holland verbleef, in 1424, leverde hij, op last van ’t gentsche stadsbestuur, een ontwerp voor een groot schilderwerk in, en vond zich kort daarop met een plechtstatig bezoek der Overheid in zijn werkplaats vereerd, om een groot stuk, dat hij schilderde, te bezichtigen. Waarschijnlijk dat grootsche outerstuk, hem door Joost Vijdt besteld, en na zijn dood (1426) door zijn broeder voltooid, waarover wij straks nader moeten handelen.


HUIBERT VAN EYCK. JOHAN VAN EYCK.


(Naar de portretten op de schilderij te Madrid; zie beneden, blz 42).


Die broeder overleefde hem ruim veertien jaar; vandaar dat hij zooveel beter bekend raakte, en een langen tijd zelfs, met miskenning van Huiberts verdienste, uitsluitend geroemden en

    van den Kristus doorstraalt, doen van den zuiverste smaak en ’t verhevenste kunstschoon blijken. Zoo niet van hem, is het zeker van iemand (Mostaert misschien?), die zich naar zijn stukken vormde.