Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/61

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in zijn schilderwerk is, dat ons met de meest karaktervolle eigenaardigheid toespreekt. Wanneer — naar Dehaisnes’ opmerking — de varensluî, bij St. Ursels inscheping, de touwen losmaken, is het, als gingen de zeilen zich ontplooyen. Bij Sint Katrijnes echtviering meent men de orgeltonen te hooren, door Engelenhanden uit de toetsen te voorschijn gelokt; en Maarten Nieuwenhoven, de schenker dier mede in ’t Sint Jans Huis bewaarde Moedermaagd, met zijn donkere lokken, mannelijk gelaat, en diepen blik, schijnt zijn trillende lippen te willen ontsluiten, om haar ook bij monde af te bidden, wat zijne levensvolle oogen haar smeeken.

Hoewel Memling zich ook van Huiberts vinding bediende, en zijn verven met olie mengde, bezigde hij daartoe gewoonlijk toch een mengsel van gom en eiwit; hij bestreek dit vervolgens met een vernis, dat er niet weinig toe bijdroeg, zijne kleuren proefhoudend te verduurzamen. Zijn tinten zijn helder en glansrijk, en zijn koloriet zoo luchtig tevens aangebracht, dat men er vaak de lijnen der inktteekening onder waarnemen en volgen kan. Wars van alle schrille verven, geeft hij de hoofdtrekken met een krachtige en stoute hand aan, en verspreidt over ’t overige een zachte en toch de fijnste schakeeringen rijke tint. Zoo Johan van Eyck de krachtigste kolorist en sprekendste tolk der oude vlaamsche school mag heeten, Memling is er zeker de bevalligste en dichterlijkste uitdrukking van.

Met Dirk Bouts — d. i. Boudewijns — van Leuven heeft de kunstgeschiedenis zonderling omgesprongen. Hem met een minbeduidenden gildebroeder, Huibert Stuerbout, en zijne zonen verwarrend, heeft zij hem den naam Stuerbout (van Haarlem) gegeven, tot dat vóór weinige jaren zijn persoonlijke rechten erkend zijn, en hij, en geen ander, voor den schilder verklaard is der belangrijke stukken, uit de jaren 1466 tot 1475, die eerst op dien anderen naam gingen. Als Dirk van Leuven werd hij echter reeds door Vasari vermeld, en was omstreeks[1]

  1. Zie Pincharts uiteenzetting achter Les anciens peintres flamands (Bruxelles, 1863), p. CCXXVII ss.