Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/63

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lende werken gevonden, die men niet ten onrechte met zijn naam meent te kunnen doopen. Hij overleed in 1475, met een nieuw stuk voor de leuvensche regeering bezig, dat hij onvoltooid achterliet.

Evenals Van der Weyden waren ook twee gentsche schilders dezer dagen, die men voor kweekelingen der Van Eycks plag uit te geven, onafhankelijk van hen gevormd, al lieten zij niet na, zich hun vinding eigen te maken: Geraerd van der Meire en Hugo van der Goes. De eerste was in 1452 meester, en werd in 1472 gezworene der Sint Lukas gilde; in 1447 had hij eene Clarisse geschilderd, later een Heilige Maagd voor Sint Baafs, en eene Lucretia, die echter alle drie te loor zijn geraakt. Een outerstuk, de Kruisiging voorstellende en te Gent berustend, schijnt van zijne hand, evenals een paar stukken in ’t Antwerper, en twee andere in ’t Berlijnsche Muzæum. Hij was echter niet de Geraerd van Gent, van wien 125 der miniaturen in ’t Getijdeboek te Veneciën herkomstig zijn[1]. De van hem overgeleverde stukken herinneren aan Van der Weydens schildertrant; zij onderscheiden zich door zachtheid van uitdrukking, krachtig gewelfde voorhoofdteekening, en het spitse eirond der koppen. Bij hun koloriet is de tegenstelling opmerkelijk van de als wegsmeltende bleeke vleeschtint, en de scherpgeteekende weinig geschakeerde tinten van ’t gewaad. De heldere lucht, zonder zon noch wolken, die ze overstraalt, schijnt van meer vlijt dan natuurbeschouwing te getuigen. Van der Meires meesterstuk is — naar Crowe — ongetwijfeld dat, hetwelk de sternburgsche gallerij te Lutschena bij Leipzig versiert, en vooral ook van zijn penseelverwantschap met Van der Weyden doet blijken[2].

Hugo van der Goes, in 1465 lid der gilde geworden, en drie jaar later haar onderdeken, was reeds vroeg als schilder opgetreden, en had voor den rijken Gentenaar, Jacob Weytens, een Abigaël en David gemaakt, waarin hij — naar de overlevering zegt — Weytens dochter, die hij beminde, afgebeeld had, en dat lange jaren de bewondering zijner stadgenooten

  1. Zie daaromtrent verder beneden.
  2. Grenzboten, t. pl., S. 47.