Naar inhoud springen

Pagina:Van Vloten, Nederlands schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw (1874).pdf/74

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Een omstreeks 1470 uit een Akenschen vader in ’s Hertogenbosch geboren schilder, en daarom gewoonlijk Hieronymus of Jeroen Bosch geheetem, bleef zich daar tot zijn dood, in 1516, toe ijverig aan de kunst wijden[1], en maakte zich vooral door zijn fantastische voorstellingen en helsche gedrochten vermaard. Hoewel, naar Van Manders uitdrukking, “dikwijls niet alzoo vriendelijk als gruwelijk aan te zien”, waren zij bij landgenoot en vreemden met name ook in Spanje, zeergezocht, en zijn dan ook daar te lande nog altoos de meeste zijner bewaard gebleven stukken voorhanden. Naar Pater Siguënza laten zij zich in drie rubrieken splitsen: die, welke op ’t leven en lijden van Kristus betrekking hebben; die, waarin de verzoekingen van den heiligen Antonius, de Hel met haar Duivelen, het Vagevuur, draken, viervoetige monsters en bovennatuurlijke vogels zijn voorgesteld; en die, waarin onder

  1. Zie Pincharts mededeelingen in zijn Archives (I. p. 267, ss.), door welke aan alle vroegere onjuiste voorstellingen, omtrent zijn herkomst en levensloop, een einde gemaakt wordt. Men ziet daar tevens, dat de hem toegeschreven kopersneden allen het werk van Allard du Hameel uit Leuven zijn.