Pagina:Van kunst en historie (Maasbode, 15-11-1900).pdf/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Maar bij tientallen zijn ze te vinden in het nieuwe tijdschrift, zinnetjes als deze:

1. Toen men het kleed aantastte dat hùn kunst dekte — en welke kunst — meende men dat die modernen zich aan de kunst vergrepen, en voor alles moest dàt als een daad van vandalisme — alléén uit een zucht òm te verdelgen ontstaan — worden gebrandmerkt.
2. Maar als ge uw indrukken goed weet te ontleden dan zult ge gemerkt hebben dat alles op één schoonheid wijst op de schoonheid zelf.
3. En dat we, om dien specialen, nieuwen kant van de eenige schoonheid in onze werken te doen weerspiegelen van andere, meer met die nieuwe fraaiheid in overeenstemming zijnde middelen moeten gebruik maken.

Al deze volzinnen kenmerken zich door eene haast absolute afwezigheid van leesteekens en eene zekere gewrongenheid, die dateert uit den tijd, ver voor ’80.

Hier is geen rustigheid van geest, maar wilde kunst.

Wat zeggen we, kunst?

’t Is veeleer een drukproef, die zoo versch van den zetter komt.

Een smulpartij voor een dagblad-corrector....

Iets wat ons te bedenkelijker voorkomt, daar de heer Molkenboer, aan wien wij deze volzinnen ontleenen, zelf zegt in zijn artikel over Kunst: Eea mooie nieuwe vorm zal de meeste kans geven dat ze een mooie kern omsluit....



Kunst is daad.

Kunst is geen polemiek, kunst is geen bespiegeling, knnst is daad, hooren we zooëven dr. Schaepman zeggen.

Zoo daar onder ons ééne persoonlijkheid is, in wie dit woord vleesch en bloed geworden is, dan voorzeker in den grootmeester onzer nationale en kerkelijke bouwkunst, dr. Petrus Josephus Hubertus Cuypers.

Over het hoofd van dezen man, het venerabele, grijze hoofd, zwaar van de lauwertakken der kunst, is eenmaal heel veel smaad gegaan.

Maar we weten niet, dat hij zijn kunst ooit heeft neergelegd of verdedigd in strijd- of verweerschrift.

Hij wilde zijn gang op de groote heirbaan der kunst niet vertragen door af te breken of te smalen op anderen.

Zijn kunst was geen polemiek.

Maar ook geen bespiegeling.

Hij sloot zich niet op in een stelsel, al werd dit door velen geloofd.

Hij mijmerde niet op geometrische figuren, alleen om de schoonheid voor zich te houden of de wetenschap te dienen.

Neen, zijn kunst was voor alles daad.