Pagina:Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken.pdf/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

a) het stuk is toegezonden op een van de in dit Verdrag geregelde wijzen,

b) sedert het tijdstip van toezending van het stuk een termijn is verlopen die door de rechter voor elk afzonderlijk geval zal worden vastgesteld, doch die ten minste zes maanden zal bedragen,

c) in weerwil van alle daartoe bij de bevoegde autoriteiten aangewende pogingen geen bewijs kon worden verkregen.

Het bepaalde in dit artikel belet niet dat door de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of conservatoire maatregelen kunnen worden genomen.

Artikel 16

Wanneer een stuk dat het geding inleidt of een daarmede gelijk te stellen stuk ter betekening of kennisgeving overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag naar het buitenland moest worden verzonden en de verweerder bij verstek werd veroordeeld, kan de rechter, indien de termijn waarbinnen een rechtsmiddel had moeten worden aangewend is verstreken, de gedaagde een nieuwe termijn toestaan binnen welke hij het rechtsmiddel alsnog kan aanwenden, mits is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

a) de verweerder heeft niet de gelegenheid gehad zich te verweren of een rechtsmiddel aan te wenden, doordat het stuk onderscheidenlijk de beslissing hem, buiten zijn schuld, niet tijdig heeft bereikt,

b) de grieven van de verweerder zijn, naar het aanvankelijk oordeel van de rechter, niet van elke grond ontbloot.

Het verzoek om verlening van een nieuwe termijn voor de aanwending van het rechtsmiddel is slechts ontvankelijk, indien het is ingediend binnen een redelijke termijn na het tijdstip waarop de gedaagde van de beslissing kennis heeft gekregen.

Iedere Verdragsluitende Staat is bevoegd te verklaren dat het verzoek niet ontvankelijk is, indien het is ingediend na het verstrijken van de in die verklaring genoemde termijn, welke echter niet korter mag zijn dan een jaar, te rekenen van de dag waarop de beslissing is gegeven.

Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op beslissingen betreffende de staat van personen.


HOOFDSTUK II. BUITENGERECHTELIJKE STUKKEN

Artikel 17

Buitengerechtelijke stukken, afkomstig van autoriteiten en deurwaarders van een Verdragsluitende Staat, kunnen ter betekening of kennisgeving in een andere Verdragsluitende Staat worden toegezonden op de wijzen en onder de voorwaarden als in dit Verdrag geregeld.


HOOFDSTUK III. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 18

Iedere Verdragsluitende Staat kan naast de centrale autoriteit andere autoriteiten aanwijzen, wier bevoegdheden door die Staat worden geregeld.

De aanvrager heeft echter steeds het recht zich rechtstreeks tot de centrale autoriteit te wenden.

Bondsstaten zijn bevoegd meer dan een centrale autoriteit aan te wijzen.

Artikel 19

Dit Verdrag belet niet dat door de interne wet van een Verdragsluitende Staat voor de betekening of de kennisgeving in die Staat van uit het buitenland afkomstige stukken, andere wijzen van toezending worden toegelaten dan die, geregeld in de voorafgaande artikelen.

Artikel 20

Dit Verdrag belet niet dat twee of meer Verdragsluitende Staten overeenkomen af te wijken van het bepaalde in: