Pagina:Verdrag van Lissabon (Publicatieblad van de EU, 51e jrg. 9 mei 2008).pdf/347

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

In de gevallen waarin in de Verdragen op een bepaald gebied een bevoegdheid aan de Unie wordt toegedeeld die zij met de lidstaten deelt, oefenen de lidstaten hun bevoegdheid uit voor zover de Unie haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend of besloten heeft deze niet langer uit te oefenen. Deze laatste situatie doet zich voor wanneer de bevoegde EU-instellingen besluiten een wetgevingshandeling in te trekken, met name om beter te waarborgen dat de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid te allen tijde worden geëerbiedigd. De Raad kan, op initiatief van een of meer van zijn leden (vertegenwoordigers van de lidstaten) en overeenkomstig artikel 241 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de Commissie verzoeken voorstellen in te dienen met het oog op de intrekking van een wetgevingshandeling. De Conferentie is verheugd over de verklaring van de Commissie dat zij bijzondere aandacht aan dergelijke verzoeken zal schenken.
Ook kunnen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van een intergouvernementele conferentie bijeen, overeenkomstig de gewone herzieningsprocedure bedoeld in artikel 48, leden 2 tot en met 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie besluiten tot wijziging van de verdragen waarop de Unie is gegrondvest, onder meer met het doel de in die Verdragen aan de Unie toegedeelde bevoegdheden uit te breiden of te beperken.

19. Verklaring ad artikel 8 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

De Conferentie is het erover eens dat de Unie, in het kader van haar algemene streven de ongelijkheden tussen vrouwen en mannen op te heffen, in haar beleidsinitiatieven zal trachten alle vormen van huiselijk geweld te bestrijden. De lidstaten moeten alle maatregelen nemen om deze strafbare feiten te voorkomen en te bestraffen en om de slachtoffers te steunen en te beschermen.

20. Verklaring ad artikel 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

De Conferentie verklaart dat in alle gevallen waarin op grond van artikel 16 voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens moeten worden vastgesteld die rechtstreekse gevolgen voor de nationale veiligheid zouden kunnen hebben, daarmee naar behoren rekening moet worden gehouden. Zij memoreert dat de geldende wetgeving (zie met name Richtlijn 95/46/EG) ter zake specifieke afwijkingen bevat.

21. Verklaring betreffende de bescherming van persoonsgegevens op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken en op het gebied van politiële samenwerking

De Conferentie erkent dat op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken en op het gebied van politiële samenwerking specifieke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens en het vrije verkeer van die gegevens op basis van artikel 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie nodig zouden kunnen blijken vanwege de specifieke aard van deze gebieden.