Pagina:Verdrag van Lissabon (Publicatieblad van de EU, 51e jrg. 9 mei 2008).pdf/348

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

22. Verklaring ad artikelen 48 en 79 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

De Conferentie is van oordeel dat ingeval een op artikel 79, lid 2, gebaseerde wetgevingshandeling afbreuk zou doen aan belangrijke aspecten van het socialezekerheidsstelsel van een lidstaat, met name het toepassingsgebied, de kosten en de financiële structuur ervan, of gevolgen zou hebben voor het financiële evenwicht van dat stelsel, zoals bepaald in artikel 48, tweede alinea, er naar behoren rekening zal worden gehouden met de belangen van die lidstaat.

23. Verklaring ad artikel 48, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

De Conferentie herinnert eraan dat in dat geval de Europese Raad overeenkomstig artikel 15, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bij consensus handelt.

24. Verklaring betreffende de rechtspersoonlijkheid van de Europese Unie

De Conferentie bevestigt dat het feit dat de Europese Unie rechtpersoonlijkheid bezit, de Unie geenszins machtigt wetgevend of anderszins op te treden buiten de bevoegdheden die de lidstaten haar in de Verdragen hebben toegedeeld.

25. Verklaring ad artikelen 75 en 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

De Conferentie memoreert dat de eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele vrijheden met name inhoudt dat de nodige aandacht wordt geschonken aan de bescherming en de eerbiediging van het recht van de betrokken natuurlijke personen of entiteiten op het genot van de bij de wet bepaalde waarborgen. Daartoe, en om een grondige rechterlijke toetsing te waarborgen, moeten besluiten waarbij een natuurlijke persoon of entiteit aan beperkende maatregelen wordt onderworpen, op duidelijke en onderscheiden criteria gebaseerd zijn. Deze criteria dienen te worden toegesneden op de specifieke kenmerken van de beperkende maatregel.

26. Verklaring over de niet-deelneming van een lidstaat aan een maatregel die gebaseerd is op titel IV van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

De Conferentie verklaart dat de Raad, wanneer een lidstaat verkiest niet deel te nemen aan een maatregel die gebaseerd is op titel IV van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, een diepgaande bespreking zal houden over de mogelijke implicaties en gevolgen van de niet-deelneming van deze lidstaat aan deze maatregel.

Voorts kan elke lidstaat de Commissie verzoeken de situatie te onderzoeken op basis van artikel 116 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Bovenstaande alinea's laten de mogelijkheid dat een lidstaat deze kwestie aan de Europese Raad voorlegt, onverlet.